Examenvoorbereiding 3F

Examenvoorbereiding
Taalverzorging 3F
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Examenvoorbereiding
Taalverzorging 3F

Slide 1 - Diapositive

Examentraining
17 vragen
Op tijd
Pak je telefoon
Log in
Succes!

Slide 2 - Diapositive

Vul het meervoud in:
De tekst bestaat uit vijf [alinea]
A
alineaas
B
alineas
C
alinea's
D
allinea's

Slide 3 - Quiz

Vul in: De [beantwoorden] vraag deed veel stof opwaaien.

Slide 4 - Question ouverte

Petra heeft de vraag correct [beantwoorden].
A
beantwoordt
B
beantwoort
C
beantwoord

Slide 5 - Quiz

Het juiste antwoord: De [plastic] bekers zijn slecht voor het milieu
A
plastic
B
plasticen
C
plastiken
D
plastisen

Slide 6 - Quiz

Vul in: De [houten] kozijnen moeten geverfd worden.

Slide 7 - Question ouverte

Vul in: De student [beantwoorden] de vraag correct en haalde eeuwige roem.
A
beantwoorde
B
beantwoorden
C
beantwoort
D
beantwoordde

Slide 8 - Quiz

Vul in: De [plastic] bekers worden gerecycled
A
plasticen
B
plastiken
C
plastiecen
D
plastic

Slide 9 - Quiz

Vul in: De studenten [beantwoorden] de vraag gisteren correct.
A
beantwoorden
B
beantwoordden

Slide 10 - Quiz

In welke zin is het woord tussen haken goed gespeld?
A
[Beantwoord] hij de vraag correct?
B
[Beantwoordt] hij de vraag correct?
C
[Beantwoort] hij de vraag correct?

Slide 11 - Quiz

Vul in: Je [raden] nooit wie er langs kwam!

Slide 12 - Question ouverte

Johan [onderscheiden] twee zaken van elkaar.
A
onderscheid
B
onderscheide
C
onderscheidt

Slide 13 - Quiz

Welke zin is correct gespeld:
A
Het onderscheidt is moeilijk te zien.
B
Het onderschijt is moeilijk te zien.
C
Het onderschijd is moeilijk te zien.
D
Het onderscheid is moeilijk te zien.

Slide 14 - Quiz

Welke zin is correct?
A
De eerste pannenkoek mislukt vaak.
B
De eerste pannekoek mislukt vaak.
C
De eerste panekoek mislukt vaak.
D
De eerste panne koek mislukt vaak.

Slide 15 - Quiz

Welke zin is correct gespeld?
A
De stationschef floot voor het vertrek van de trein.
B
De stationsschef floot voor het vertrek van de trein.
C
De station chef floot voor het vertrek van de trein.
D
De stationssjef floot voor het vertrek van de trein.

Slide 16 - Quiz

Welke zin is correct?
A
De financieen waren niet op orde.
B
De financiën waren niet op orde.
C
De financi'en waren niet op orde.

Slide 17 - Quiz

In welke zin staan de leestekens en hoofdletters correct?
A
Jantje vroeg: 'Ga je mee?'
B
Jantje vroeg: 'Ga je mee'?
C
jantje vroeg: 'ga je mee'
D
Jantje vroeg: 'ga Je mee?'

Slide 18 - Quiz

In welke zin staan de leestekens en hoofdletters correct?
A
volgens de trainer de Heer Hiemstra komt het goed.
B
volgens de trainer, de Heer hiemstra, komt het goed.
C
Volgens de trainer de Heer Hiemstra, komt het goed.
D
Volgens de trainer, de heer Hiemstra, komt het goed.

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste schrijfwijze:
A
vijfeurobiljet
B
vijf euro biljet
C
vijfeuro biljet
D
vijfeuro-biljet

Slide 20 - Quiz