(WEEK 9 27-02) Must(n't) & The Imperative

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

5.1 Must(n't)

Dit onderwerp is herhaling.

Aan het eind van deze les weet je (hopelijk) het verschil tussen must en mustn't en kun je dit toepassen in een Engelse zin.

5.1 Must(n't)

 MUST

Gebruik je als iets moet, het kan niet anders of het is een persoonlijke noodzaak.

 MUSTN'T

Gebruik je als iets NIET moet of NIET mag.

5.1 Must(n't)

 MUST

You must stay at home.

 MUSTN'T

You mustn't go outside.

Fill in must or mustn't.
"People ... eat fruit every day. It's good for us."

1. must
2. mustn't

Fill in must or mustn't
"You ... smoke. It's not healthy."

1. must
2. mustn't

Fill in must or mustn't
"They ... play with fire. It's dangerous!"

1. must
2. mustn't

Fill in must or mustn't
"We ... study for our exams. They're tomorrow."

1. must
2. mustn't

Imperative (Gebiedende wijs)

You want to tell someone they have to do something.

Sit down!

Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Je gebruikt de gebiedende wijs (in het Engels dus imperative) wanneer je iemand vertelt wat diegene moet doen. 

Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.2 The Imperative

Dit onderwerp is ook herhaling.

De Gebiedende Wijs

Imperative (Gebiedende wijs)

You want to tell someone they have to do something.

Sit down!

Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Sit down!                            Ga zitten!

Open your books!            Doe je boeken open!

Be quiet!                             Wees stil!

Eat your meal!                   Eet je maaltijd op!

5.2 The Imperative

De Gebiedende Wijs

Imperative (Gebiedende wijs)

You want to tell someone they have to do something.

Sit down!

Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

5.2 The Imperative

De Gebiedende Wijs

Je gebruikt don't als iemand iets niet moet doen.

Sit down! 

Open your books!

Be quiet!

Don't sit down! 

Don't open your books!

Don't be quiet!

Wees op tijd!

1. Take your time.
2. Are on time.
3. Be on time.
4. Come in the right time.

Ga naar boven!

1. Turn up
2. Go upstairs
3. Go down
4. Up stairs

Je mag niet drinken hier!

1. You shouldn't drink here.
2. Does not drink here.
3. Drink not here.
4. Don't drink here.

Schiet op!

1. Shoot up
2. Hurry up
3. Hurry on
4. No hurry

Vertaal: Lees jouw boek.
(Begin met een hoofdletter, eindig met een punt).

Vertaal: Poets je tanden.
(Begin met een hoofdletter, eindig met een punt).

Vertaal: Niet praten!
(Begin met een hoofdletter, eindig met een punt).

Thank you

& Goodluck!