Klas 2 Chapitre 1 Bron H bezittelijk voornaamwoord

Klas 2 Chapitre 1 Bron H bezittelijk voornaamwoord
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 65 min

Éléments de cette leçon

Klas 2 Chapitre 1 Bron H bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les objectifs
Ik kan het bezittelijk voornaamwoord gebruiken. 



Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les devoirs
Fais: 30 t/m 31 page 46,47
Apprends: vocabulaire E en F page 51


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het bezittelijk voornaamwoord
mijn:              mon livre               ma famille             mes enfants
jouw:             ton sac à dos        ta table                   tes devoirs
zijn:               son oncle                sa tante                  ses cousins
haar:             son père                  sa mère                  ses parents
ons/onze:   notre collège         notre classe         nos notes
jullie/uw:     votre chien             votre piscine        vos portables
hun:               leur ordinateur     leur maison          leurs vêtements

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Résumé

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Attention!
* mijn vriendin -> ma amie v (klinkerbotsing) -> mon amie

* jouw school -> ta école (klinkerbotsing) -> ton école 

* zijn / haar verhaal -> sa histoire v (stomme 'h') -> son histoire 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (uw) tante
A
nos
B
votre
C
notre
D
ta

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (onze) mère
A
nos
B
notre
C
votre
D
vos

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles
A
leur
B
leurs
C
nos
D
vos

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Au travail
Bloc H Grammaire
exercices 30a, 30e, 31a, 31b ,31d  page46-48

timer
18:00

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les devoirs
Fais: exercice 30 à 33 Chapitre 1, Partie H Afmaken
Apprends: grammaire bezittelijk voornaamwoord
Révise: jezelf voorstellen + iets zeggen over school

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

tante
tantes
père
oncle
mère
soeurs
frères
porte
adresse
mon
ma
mes

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) oncle
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord. Let op enkelvoud of meervoud!

_________ (jouw) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) soeurs
A
sa
B
ton
C
son
D
ses

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) frères
A
sa
B
ton
C
ses
D
son

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) oncle
A
leur
B
tes
C
son
D
ses

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles
A
leur
B
tes
C
leurs
D
ses

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) amie v
A
ma
B
mon
C
ta
D
ton

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) école v
A
sa
B
son
C
mon
D
ma

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

ik kan het bezittelijk
voornaamwoord
gebruiken
A
🥰
B
🙂
C
🤔

Slide 29 - Quiz

grammaire 'het bezittelijk voornaamwoord' | bron H page 126
On joue!

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Parler
Qu'est-ce que tu as fait cet été?

Loop door de klas
Wie als eerste bingo heeft, heeft gewonnen!


Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lire
timer
10:00

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tout compris?
Ik kan vragen wat iemand gedaan heeft.
Ik kan een tekst over vakantie begrijpen.
Ik weet wat ik moet kunnen voor de toetsweek.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions