Klas 2KT2 - Lesweek 8 - Les 1

Kapitel
Herzlich Wilkommen!
Handy und Kopfhörer in deine Tasche (niet in je broekzak).

Op tafel liggen je:
LAPTOP -> alvast opstarten
Buch
Heft (schrift)
Etui


1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Kapitel
Herzlich Wilkommen!
Handy und Kopfhörer in deine Tasche (niet in je broekzak).

Op tafel liggen je:
LAPTOP -> alvast opstarten
Buch
Heft (schrift)
Etui


Slide 1 - Diapositive

Was machst du Heute?
• Wichtig!
• Landeskunde
• Grammatik wiederholen
• Grammatik neu
• Hausaufgaben machen

Slide 2 - Diapositive

Lernziele
Was lernst du diese Stunde?
  • Je weet wanneer je in Duitsland "jij" of "u" zegt tegen iemand.
  • Je kunt het persoonlijk (ich, du, etc.) en vragend (wer, wo, etc.) voornaamwoord gebruiken.
  • Je kunt het werkwoord “sein” en “haben” gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

wichtig! (belangrijk!)
- Vanaf vandaag.
-> geen Handys aan het begin van de les (= schoolregel)
- SO Thema “WIR” 
-> Freitag 11. November
- Test Thema “ICH” und “WIR” 
-> Freitag 18. November
- Freitag bin ich abwesend

Slide 4 - Diapositive

Landeskunde
Ӧffne dein Buch auf Seite 37.
Wir lesen zusammen Aufgabe 12.
   1. Stel jezelf de vraag: “Waar gaat het eigenlijk over?”
   2. Lees de vragen.  1 minuut de tijd. Het is stil in de klas.
   3. Ik lees nu de tekst voor. Heb je een antwoord ontdekt,        
       onderstreep dat dan in de tekst.
   4. Ik vraag kris kras door de klas naar de antwoorden.

timer
1:00

Slide 5 - Diapositive

Was weißt du schon?
Het werkwoord "sein"
ik ben
jij bent
hij is
zij is
het is
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
u bent

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Grammatik -> haben
timer
5:00

Slide 8 - Diapositive

Lernziele
Was lernst du diese Stunde?
  • Je weet wanneer je in Duitsland "jij" of "u" zegt tegen iemand.
  • Je kunt het persoonlijk (ich, du, etc.) en vragend (wer, wo, etc.) voornaamwoord gebruiken.
  • Je kunt het werkwoord “sein” en “haben” gebruiken.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo