Samenhang in schrijven les 3 verwijswoorden nieuwsbericht

Welkom
Vandaag:

  • Korte herhaling
  • De nieuwe theorie
  • Opdracht
  • Afsluiting

Lesdoel: Ik weet wat verwijswoorden zijn, ik kan ze herkennen en weet wat het antecedent is en ik maak een begin met mijn nieuwsbericht.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Vandaag:

  • Korte herhaling
  • De nieuwe theorie
  • Opdracht
  • Afsluiting

Lesdoel: Ik weet wat verwijswoorden zijn, ik kan ze herkennen en weet wat het antecedent is en ik maak een begin met mijn nieuwsbericht.

Slide 1 - Diapositive

Hoe kan je samenhang in een tekst creëren?

Slide 2 - Question ouverte

Hij was ziek, maar ging wel naar voetbal.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
redengevend
D
chronologisch

Slide 3 - Quiz

Welke wwh-vragen verwerk je in de inleiding van een nieuwsbericht?

Slide 4 - Question ouverte

Maak een zin met een redengevend verband.

Slide 5 - Question ouverte

Maak een zin met een chronologisch verband.

Slide 6 - Question ouverte

Wat zijn verwijswoorden?

Slide 7 - Question ouverte

Jantje fiets naar de supermarkt. Daar haalt hij melk, brood en aardappels.
Verwijswoorden?
A
Jantje, de supermarkt
B
Daar, melk, brood en aardappels
C
naar, en
D
Daar, hij

Slide 8 - Quiz

Zodiac heeft gisteren zijn hand verbrand, daarna moest hij snel naar het ziekenhuis. Daar hebben zij hem vervolgens snel geholpen.
Benoem alle verwijswoorden. Geef ook waarnaar deze woorden verwijzen. Er zit ook een tekstverband in. Welk en aan welke signaalwoorden herken je dat?

Slide 9 - Question ouverte

Welke vragen hebben jullie over verwijswoorden?

Slide 10 - Question ouverte

Opdracht
|Leerlingen die de theorie over verwijswoorden begrijpen, kunnen aan de slag met onderstaande opdracht.

Lees de tekst en haal er tenminste 3 signaalwoorden uit en benoem de tekstverbanden. Onderstreep alle verwijswoorden. Geef aan waarnaar het verwijswoord verwijst (antecedent).
Klaar? Bekijk de structuur en haal de 5W1H-vragen uit de tekst.

De overige leerlingen doen nog even mee.

timer
15:00

Slide 11 - Diapositive

Verwijswoorden

Slide 12 - Diapositive

Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

  • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

Slide 13 - Diapositive

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 14 - Diapositive

Antecedent en verwijswoord
De discotheek heeft al haar sponsors uitgenodigd voor een danceparty. 

Antecedent = de discotheek
haar = verwijswoord

Antecedent: personen, dingen, plaatsen, tijdstippen.

Slide 15 - Diapositive

De jongen heeft zijn fiets laten staan. Nu is deze gestolen.
Verwijswoord?
A
de jongen
B
fiets
C
nu
D
deze

Slide 16 - Quiz

Opdracht

Lees de tekst en haal signaalwoorden en verwijswoorden eruit. Geef ook aan waarnaar het verwijswoord verwijst (antecedent) en geef de tekstverbanden bij de signaalwoorden aan.

timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Bespreken
Welke signaalwoorden heb je gevonden? 
Welke tekstverbanden horen daarbij?
Welke verwijswoorden en antecedenten heb je gevonden?
5W1H-vragen?

Slide 18 - Diapositive

Opdracht
Kies één van de gegeven onderwerpen. Welk onderwerp spreekt je het meeste aan?

Olympische Winterspelen Tokyo
Oekraïne en Rusland
Plastic soep





Slide 19 - Diapositive

plannen en structureren
Waarover ga ik schrijven?
Wat is het belangrijkste wat ik daarover wil zeggen?
Wat zouden mijn lezers al over het onderwerp weten?
In welke volgorde ga ik mijn informatie geven?

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk
Zoek informatie over jouw onderwerp.
Wie is jouw leespubliek?
Bedenk wat jij zou willen schrijven aan jouw leespubliek.
Wat moeten ze absoluut weten?
In welke volgorde kan ik mijn informatie het beste zetten. Denk aan de 5W1H-vragen.


Slide 21 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 22 - Question ouverte

Tot volgende keer!

Slide 23 - Diapositive