4H T3 Genetica kruisingsschema's

Oefenen met verschillende soorten kruisingsschema's.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefenen met verschillende soorten kruisingsschema's.

Slide 1 - Diapositive

Monohybride kruising
  • Bij deze overerving is maar één genenpaar betrokken
  • Let op de notatie: is een allel dominant of recessief (A of a), of is er een intermediair fenotype (KAKA, KBKB, KAKB)

Slide 2 - Diapositive

Een zwarte muis en een witte muis krijgen grijze nakomelingen (de F1). Deze worden onderling met elkaar gekruist. Wat zijn de verhoudingen van de fenotypen in de F2?

Slide 3 - Question ouverte

zwart : grijs : wit = 1:2:1
Er zijn drie fenotypen, dus er is een intermediair fenotype. 
Zwart: KzKz, Wit: KwKw, Grijs: KzKw

Kruisingsschema maken van: KzKw x KzKw

Slide 4 - Diapositive

Welke eigenschap is dominant, ziek of dominant? Leg uit hoe je dat kunt zien.

Slide 5 - Question ouverte

Letale allelen
Bij twee dominante allelen sterfte in een vroeg embryonaal stadium. 

Bijv. bij manx katten wordt het ontbreken van de staart veroorzaakt door een dominant allel, wat letaal is als er twee van aanwezig zijn.

Slide 6 - Diapositive

Twee manx katten krijgen nakomelingen. Hoe groot is de kans dat het eerstgeboren jong een staart heeft?
A
25%
B
33%
C
67%
D
75%

Slide 7 - Quiz

De ouderkatten hebben geen staart, dus moeten wel Aa zijn (anders waren ze nooit geboren.)

Slide 8 - Diapositive

X-chromosomale overerving
Sommige allelen liggen op het X-chromosoom. 
Het Y-chromosoom is kort en bevat weinig informatie. 
Vrouwen: XAXA of XAXa of XaXa
Mannen: XAY of XaY

Slide 9 - Diapositive

Kleurenblindheid is een aandoening die op het X-chromosoom ligt. De vader van een zwangere, kleurenziende vrouw is kleurenblind. Haar man niet. Ze weten dat het kind een jongen wordt. Hoe groot is de kans dat hij kleurenblind is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 10 - Quiz

50%, omdat:
  • De vrouw heeft van haar kleurenblinde vader Xa gekregen. Ze kan kleuren zien, dus haar genotype moet wel XAXa zijn. 
  • De man is kleurenziend, zijn genotype is dus XAY. 
  • Van de jongens, is de helft kleurenblind. 

Slide 11 - Diapositive

Janna heeft bloedgroep A. Haar moeder heeft bloedgroep O. Samen met Joost heeft ze 3 kinderen. Joost heeft bloedgroep A en is heterozygoot. Welke fenotypen en genotypen bloedgroepen kunnen voorkomen bij hun kinderen?

Slide 12 - Question ouverte

Antwoord: 
Fenotype: bloedgroep A of O. Genotype IAi of IAIA of ii. 
Janna en Joost zijn allebei IAi. Hier kun je een kruisingsschema van maken. 

Slide 13 - Diapositive

Dihybride kruising: kruising waarbij je naar de overerving van twee eigenschappen kijkt. 
Niet gekoppeld: de genen liggen op verschillende chromosomen. 

Bijv: 
zwart is A, bruin is a 
effen is B, gevlekt is b 

Slide 14 - Diapositive

2 Opties: 

  • Eén groot kruisingsschema maken. 
  • Twee kruisingsschema's maken en uitkomst vermenigvuldigen.
  • AaBb x AaBb, kans op bruine effen koe is 3/16

Slide 15 - Diapositive

AaBb x aabb, de kans op een zwartgevlekte koe is?
Kans op zwart: Aa x aa
Kans is 50%, dus 1/2

Kans op gevlekt: Bb x bb
Kans is 50% dus 1/2

De kans op een zwartgevlekte koe is 1/2 x 1/2 = 1/4

Slide 16 - Diapositive

Dihybride kruising: kruising waarbij je naar de overerving van twee eigenschappen kijkt
Gekoppelde overerving: twee eigenschappen die op hetzelfde chromosoom liggen. 

De A en B worden dus altijd samen doorgegeven, net als a en b.  

Slide 17 - Diapositive

Bij pronkerwten zijn de dominante allelen P en L gekoppeld. P staat voor een paarse bloemkleur die dominant is over rode bloemen (p).
Bij stuifmeelkorrels vormen voor: langwerpige stuifmeelkorrels (L) en ronde stuifmeelkorrels (l).
Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen. Hoeveel procent van de nakomelingen is paars en rond?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 18 - Quiz

Rood en rond: ppll
Heterozygoot voor beide: PpLl. 
P en L zijn gekoppeld. 
Ene kan alleen pl doorgeven, ander PL of pl. 

Slide 19 - Diapositive