K4 regelmatige werkwoorden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Regelmatige werkwoorden

Lesdoel 

Aan het eind van de les kun je het regelmatige werkwoord vervoegen.

LET OP

Als de stam van een werkwoord op een -s klank eindigt, krijg je bij de 

du-vorm geen -st, maar alleen een -t.

du heißt - du reist

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

machen
Warum ... er das

1. machen
2. macht
3. mache
4. machst

lieben
... du deine Freundin?

1. liebe
2. lieben
3. liebt
4. liebst

heißen
Ihr ... Sandra und Felix.

1. heißen
2. heißt
3. heißst
4. heiße

lieben
Warum ... er Fußball so sehr?

1. liebt
2. liebe
3. lieben
4. liebst

wohnen
Am besten ... man in Australien.

1. wohnen
2. wohne
3. wohnst
4. wohnt

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.

machen
Peter, ... du das Fenster zu?

wohnen
... du nicht bei mehr bei deinen Eltern?

reisen
Wir ... nächstes Jahr nach Japan.

schicken
Tina ... ihrer Familie eine Karte.

heißen
Er ... doch Tim?

Hoe ver ben ik?

1. Ik snap alles.
2. Ik snap het een beetje.
3. Ik snap het niet.