52. Thema 6, week 1, les 2 Werkwoordelijk gezegde

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Wat weet jij over het gezegde?

lesdoel

Ik leer wat het werkwoordelijk gezegde is.

Wat is van de volgende woorden het werkwoord?

1. fiets
2. juf
3. ben
4. gezellig

Wat is het werkwoord in de zin:
We vergaderen in de vergadering.

1. vergaderen
2. vergadering
3. de
4. we

Vul een werkwoord in op de lege plek:
Hij .... morgen een marathon lopen.

De zus van Dick vertrekt naar het buitenland.

Aan de wand hangen een paar posters.

Gjalt stuurt Boris een mailtje.

In dat huis wonen nieuwe mensen.

De boot naar Vlieland komt zo.

OPDRACHT

In de volgende zinnen bestaat het werkwoordelijk gezegde 

uit meerdere woorden 

(de persoonsvorm + alle andere werkwoorden).

Noteer steeds het werkwoordelijk gezegde.

Zet de persoonsvorm steeds voorop!

In het Guinness Book of Records zijn vreemde records opgeschreven.

Een man kan bijvoorbeeld 121 T-shirts over elkaar aantrekken.

De familie Yang heeft een enorme zeepbel geproduceerd.

Een vrouw heeft 30 jaar haar nagels laten groeien.

Een jongen kan ballonnen opblazen met zijn neus.

Zou jij ook met een records in het Guinness Book of records willen staan?

Wat is het samengesteld werkwoord in deze zin?

Wat is het hele werkwoord?

Wat is het samengesteld werkwoord in deze zin?

Wat is het hele werkwoord?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. bemoeien
2. bemoeien zich
3. bemoeien zich te veel
4. de directeuren bemoeien

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. hadden verslapen
2. hadden jullie verslapen
3. hadden je verslapen
4. hadden jullie je verslapen

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

taal

Thema 6, week 1, les 2

Opgave 2 en 3

20 x plussen