VT Ouderenzorg MV p4 - Diabetes Mellitus

VT Ouderenzorg




Diabetes Mellitus

  • Type I 
  • Type II
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
PathologieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

VT Ouderenzorg




Diabetes Mellitus

  • Type I 
  • Type II

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Hoofdleerdoel
De student beschrijft de oorzaak, de gevolgen, de symptomen en de behandelingen van diabetes mellitus.

Subleerdoelen week 6
De student:
1. Legt uit wat diabetes mellitus is en wat de oorzaken zijn.
2. Legt uit wat het verschil tussen diabetes type I en type II is.
3. Benoemt waar insuline wordt geproduceerd in het lichaam en waar het wordt afgebroken.
4. Beschrijft de werking van insuline.
5. Beschrijft de werking van glucagon.



Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Subleerdoelen week 7:
De student:
6. Legt uit wat de twee gevolgen zijn van insulinetekort bij diabetes type I .
7. Legt uit wat de gevolgen zijn van insulinetekort bij diabetes type II.
8. Beschrijft wat de diagnostiek is bij diabetes mellitus .
9. Benoemt wat de behandeling bij diabetes mellitus type I en type II is.

Subleerdoelen week 8:
De student:
10. Legt uit wat hypoglykemie en hyperglykemie is.
11. Benoemt de oorzaak, symptomen en de behandeling van hypoglykemie.
12. Benoemt de oorzaak, symptomen en de behandeling van hyperglykemie.
13. Benoemt latere complicaties van diabetes mellitus en legt het verband met de volgende begrippen uit: retinopathie, 
       nefropathie, neuropathie en amputatie.




Slide 3 - Diapositive

timer
2:00
Diabetes

Slide 4 - Carte mentale

Diabetes
"Suikerziekte"
  • ziekte waarbij de hoeveelheid glucose in het bloed (bloedsuikerspiegel) langdurig verhoogd is
  • Type 1 en type 2

Slide 5 - Diapositive

Bloedsuikerspiegel
  • regulatie d.m.v. insuline en glucagon

Hoe zat dat ook al weer met die hormonen? 
--> Sleepvraag en quizvragen

Slide 6 - Diapositive

timer
1:00
Zorgt voor stijging van de bloedsuiker-
spiegel
Insuline
Glucagon
Zet glucose om in glycogeen
Zet glycogeen om in glucose
Zorgt voor een daling van de bloedsuiker-
spiegel

Slide 7 - Question de remorquage


Waar in het lichaam worden de hormonen glucagon en insuline gemaakt?
A
In de lever
B
In de bijnier
C
In de hypofyse
D
In de alvleesklier

Slide 8 - Quiz


Welke glucosewaarden moet het bloed normaal gesproken ongeveer hebben?
A
Tussen de 2,0 en 5,0 millimol per liter
B
Tussen de 3,5 en de 8,0 millimol per liter
C
Tussen de 5,0 en 10,0 millimol per liter
D
Tussen de 6,0 en de 12,0 millimol per liter

Slide 9 - Quiz

Insuline en glucagon

Slide 10 - Diapositive

Diabetes type 1 en 2


        ---> quizvragen

Slide 11 - Diapositive


Diabetes type 1 komt het meest voor
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz


Bij diabetes type 2
wordt er ...
A
... geen insuline meer aangemaakt door de alvleesklier
B
...te weinig insuline aangemaakt en/of reageert het lichaam er niet meer goed op.
C
... wel insuline aangemaakt, maar dat wordt weer afgebroken.

Slide 13 - Quiz


Welk symptoom past niet bij diabetes type 2?
A
slecht of wazig zien
B
dorst en veel drinken
C
veel plassen
D
gewichtsverlies

Slide 14 - Quiz

Symptomen en diagnose
  • Welke symptomen komen nog meer voor bij diabetes?
  • Hoe wordt de diagnose gesteld?
  • Waaruit bestaat de behandeling?

Slide 15 - Diapositive

Diabetes type 1
Diabetes type 2
timer
3:00
Geleidelijk
begin
Diabetes
type 1
Diabetes
type 2
Plotseling 
begin
Risico-
factoren:
erfelijke factoren 
en infecties
Risicofactoren:
erfelijke factoren en ongezonde leefstijl
10% van het totaal aantal mensen met diabetes
90% van het totaal aantal mensen met diabetes
Ontstaat meestal op jonge leeftijd
Ontstaat meestal op een leeftijd boven de 40 jaar
Behandeling: toediening van insuline (injectie/pomp)
Behandeling: leefstijl aanpassen, tabletten en later soms toediening van insuline

Slide 16 - Question de remorquage

Diabetes type 1 en type 2

Slide 17 - Diapositive

Hyper- en hypoglykemie
            Bloedsuiker te laag? --> hypo(glykemie)
          Bloedsuiker te hoog? --> hyper(glykemie)

Quizvragen..

Slide 18 - Diapositive


We spreken van een hypo(glykemie) bij een glucosewaarde
A
onder de 4 mmol/l
B
onder de 6 mmol/l
C
boven de 8 mmol/l
D
boven de 10 mmol/l

Slide 19 - Quiz


Mogelijke oorzaken van een hyper(glykemie) zijn:
A
stress, te veel bewogen, te weinig gegeten, te weinig insuline gespoten
B
stress, te weinig bewogen, te weinig gegeten, te veel insuline gespoten
C
stress, te weinig bewogen, te veel gegeten, te weinig insuline gespoten
D
stress, te weinig bewogen, te veel gegeten, te veel insuline gespoten

Slide 20 - Quiz

Je ziet dat meneer Dirksz, die diabetes heeft, zit te beven en te zweten. Daarnaast is hij verward. Wat zou er met hem aan de hand zijn?
A
Hij heeft een hypo
B
Hij heeft een hyper

Slide 21 - Quiz


Een mogelijke complicatie bij diabetes is neuropathie. Wat is dit?
A
een netvliesbeschadiging
B
een nierbeschadiging
C
een zenuwbeschadiging
D
een bloedvatbeschadiging

Slide 22 - Quiz

Complicaties
  • Welke latere complicaties kunnen
    er optreden bij diabetes, behalve een
    neuropathie?
  • Hoe kan diabetes leiden tot deze
    complicaties? Leg uit.

Slide 23 - Diapositive

Denk jij nu voldoende kennis te hebben om een zorgvrager met diabetes goede zorg te kunnen bieden?
(0= zeker niet 10= zeker wel)
0100

Slide 24 - Sondage

Afsluiting

Doen in de resterende lestijd en na de les:

  • uitwerken leerdoelen uit de LOEP
  • certificaten ExpertCollege (als je dit nog niet gedaan hebt)

Slide 25 - Diapositive