Sterke werkwoorden Duits

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Guten Morgen

Vandaag leren wij de sterke werkwoorden

Tot nu toe kennen wij:

Zwakke werkwoorden: regelmatig 

wohnen, reisen, warten

Onregelmatige werkwoorden

- haben, sein

- Modalen werkwoorden

Sterke werkwoorden?

Ook in het Nederlands kennen we sterke werkwoorden:

Sterk worden deze werkwoorden door
een klinkerverandering
in de verleden tijd

rijden- reden

liggen - lagen

En in het Duits?

Naast een klinkerverandering in de verleden tijd, hebben sterke werkwoorden in het Duits ook

een klinkerverandering
in de tegenwoordige tijd

bij du en er/ sie /es

Tot nu toe kende je de zwakke werkwoorden

Die kon je vervoegen met
het ezelsbruggetje

(FE)-E-ST-T-EN-T-EN

Wat is er nu anders bij de sterke werkwoorden?

Sterke werkwoorden krijgen in sommige vormen

een klinkerverandering in de stam

Dan is er een klinkerverandering

a -> ä
au -> äu

korte e -> i 
lange e -> ie

vb... sterk ww met "a" in de stam

fahren...sterk?      ja!    wij rijden/wij reden

Ich fahre

du fährst

er/sie/es fährt

wir fahren

ihr fahrt

sie/Sie fahren

 vb... sterk ww met "e" in de stam

sehen....sterk?       ja!   wij zien/ wij zagen

Ich sehe

du siehst

er/sie/es sieht

wir sehen

ihr seht

sie/Sie sehen

vb ..... sterk werkwoord met "e" in de stam

ich helfe 

du hilfst

er hilft

wir helfen

ihr helft

wir helfen

Probeer nu eens zelf
de juiste vorm
van het werkwoord te vinden

Du ... (helfen) deiner Schwester mit den Hausaufgaben.

Mutter ... (sehen = zien) die Show im Fernsehen.

Een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord

ken je al en wordt meestal zo gevormd:
ge - stam - t

kochen (= koken) -> gekocht
kaufen (=kopen) -> gekauft

Voltooid deelwoord sterk werkwoord

Dit voltooid deelwoord wordt meestal zo gevormd:

ge - stam - en

laufen (= lopen) -> gelaufen
fahren (= rijden) -> gefahren

An die Arbeit!

Was?                S. 109/ 10

Hilfe?               lese Grammatik B

Fertig?                Mache weiter mit den Aufgaben: 11, 12, 13, 14

                            

                             Rest ist Hausaufgabe

Wanneer is een werkwoord sterk?

1. Met een e-klinker
2. Als de klinker in de verleden tijd verandert
3. Als de klinker bij ich en du verandert
4. Met een a klinker

Er (lesen) ein Buch.

1. lest
2. list
3. liest
4. les