Les 5, los of aan elkaar schrijven

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Mijn fiets is gevallen.
Gebruik het voltooid deelwoord nu bijvoeglijk.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wat is een samenstelling
A
2 of meer woorden, waar 1 woord van is gemaakt
B
Samen stellen ( een relatie hebben )
C
Weet ik niet
D
Een meervoudsvorm

Slide 8 - Quiz

Wat is een samenstelling?
A
dierentuin
B
tafels
C
computer
D
schermpjes

Slide 9 - Quiz

Wat is een samenstelling?
A
Aaibaar
B
Meisjesfiets
C
kapot
D
niks

Slide 10 - Quiz

Wat is geen samenstelling?
A
voetbal
B
gebak
C
speelplein
D
handdoek

Slide 11 - Quiz

Wat is een koppelteken?
A
is een leesteken dat wordt gebruikt als scheidingsteken tussen delen van een zin
B
is een leesteken dat onderdelen van samenstellingen met elkaar verbindt.
C
is een leesteken dat wordt gebruikt om nadruk te geven aan een woord of zin
D
Geen één antwoord is juist

Slide 12 - Quiz

Uitleg; samengestelde aardrijkskundige woorden
Aardrijkskundige woorden schrijf je altijd aan elkaar 
met een koppelteken -


Bijvoorbeeld;
  • Zuid-Limburg
  • Noord-Brabant
  • Oost-Vlaanderen

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Wel of geen koppelteken?
A
cameraopstelling
B
camera-opstelling

Slide 16 - Quiz

Wel of geen koppelteken?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 17 - Quiz

Wel of geen koppelteken?
A
politieauto
B
politie-auto
C
politie auto

Slide 18 - Quiz


Wat is een trema?
A
;
B
}
C
¨
D
:

Slide 19 - Quiz

Trema
Wanneer gebruik je een trema?

A
Als binnen een woord klinkers botsen
B
Gewoon omdat het leuk staat.

Slide 20 - Quiz

Trema's
A
geinstalleerd
B
geïnstalleerd

Slide 21 - Quiz

Trema?
tatoeage
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Trema of niet?

A
financien
B
financiën

Slide 23 - Quiz

Trema of niet?

A
tweeentwintig
B
tweeëntwintig

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive