Vraag 8 - grammatica

GRAMMATICA
1 / 35
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

GRAMMATICA

Slide 1 - Carte mentale

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

ONDERWERP
degene die of datgene wat iets doet
óf
degene die of datgene wat iets is

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

PERSOONSVORM
 is een vorm van het werkwoord die zich aanpast aan het onderwerp van de zin.

Slide 6 - Diapositive

Welke proef bestaat NIET om het o en de pv te vinden?
A
getalsproef
B
plaatsproef
C
cijferproef
D
tijdsproef

Slide 7 - Quiz

DRIE PROEVEN
  1. plaatsproef (= ja/nee-vraag)
  2. tijdsproef (tt - vt)
  3. getalsproef (enkelvoud - meervoud) 

Slide 8 - Diapositive

TOEPASSING
  1. Geeft de leerkracht die onbeleefde leerlingen straf?
  2. Die onbeleefde leerlingen gaf de leerkracht straf.
  3. Die onbeleefde leerlingen gaven de leerkrachten straf.

'geeft' is pv
'de leerkracht' is o

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

TOEPASSING
  1. luister (pv)
  2. heb geluisterd (pv + vd)
  3. zal moeten luisteren (pv + inf + inf)
  4. zal geluisterd hebben (pv + vd + inf)
  5. luister af (pv + adpv)

Slide 15 - Diapositive

TOEPASSING
  1. is mijn vriendin (pv + nwd)
  2. zou een gekke foto zijn (pv + nwd +inf)
  3. is ziek geweest (pv + nwd + vd)

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

TRUC
WIE OF WAT + WWG + O?

Slide 19 - Diapositive

TOEPASSING
Wie of wat deelt de leerkracht uit?
=
de verbeterde toetsen

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

TRUC
AAN/VOOR WIE OF WAT + WWG + O (+ LV)

Slide 23 - Diapositive

TOEPASSING
Aan/voor wie of wat geeft de leerkracht straf?
=
Die onbeleefde leerlingen

!! Aan of voor hoeft er dus niet steeds te staan

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

THEORIE
- geeft meer uitleg over het gebeuren van het gezegde

  • van plaats (in een klein stationnetje)
  • van tijd ('s morgens in de vroegte)
  • van wijze (netjes)
  • van reden (omdat...)
  • van frequentie (soms)
  • middel (met de fiets)
  • ...

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

KEN HET VERSCHIL!

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

OEFENINGEN
p. 12 - 15 in je bundel
individueel & zelfstandig
gebruik de theorieblaadjes

Klaar?
in de Meet komen om dat te melden
verbetering komt later

Slide 35 - Diapositive