Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Leesvaardigheid
Talent 1.3
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
In deze paragraaf herhaal je de lesstof van vorig jaar:
toepassen van leesstrategieën;
benoemen van tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
herkennen van titel(s) en benoemen van het onderwerp;
herkennen van tekstverbanden;
benoemen van de hoofdgedachte;
Daarnaast leer je:
het vergelijkend tekstverband herkennen.
Slide 2 - Diapositive
Noem alle tekstdoelen en tekstsoorten die je kent
Slide 3 - Carte mentale
Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
activeren
amuseren
amuserende tekst
activerende tekst
informatieve tekst
informeren
overtuigen
betogende tekst
krantenartikel
klachtenbrief
advertentie
Slide 4 - Question de remorquage
De rol van (onder)titels en hoe vind je het onderwerp?
Titel = soms precies het onderwerp
Ondertitel / boventitel = toevoeging om duidelijk(er) het onderwerp aan te geven.
Het onderwerp vind je meestal door de titel en de inleiding te lezen.
Slide 5 - Diapositive
Hoe noem je de belangrijkste zin van een tekst?
Slide 6 - Question ouverte
Hoe vind je de hoofdgedachte?
Meestal één zin (dus met een persoonsvorm)
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
Vaak in de inleiding of het slot te vinden.
Soms letterlijk in de tekst, soms zelf maken.
Let op!
! Hoofdgedachte uit informatieve tekst = feiten !
! Hoofdgedachte uit betogende tekst = mening (+ argument) !
Slide 7 - Diapositive
In de oceanen bevindt zich een enorme plastic vuilnisbelt, die zich steeds verder uitbreidt.
Een hoofdgedachte uit een ................... tekst.
A
betogende
B
informatieve
Slide 8 - Quiz
We moeten nu iets doen tegen het plastic in de oceanen, anders blijft er geen leven meer over.
Een hoofdgedachte uit een ................... tekst.
A
betogende
B
informatieve
Slide 9 - Quiz
Dus nog één keer: wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting
van een tekst
D
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt, in één zin
Slide 10 - Quiz
'Met andere woorden: het stikstofprobleem raakt ons allemaal.´
A
Concluderend verband
B
Tijdsvolgorde verband
C
Uitleggend verband
D
Vergelijkend verband
Slide 11 - Quiz
´Eerst wilde niemand iets met deze partij te maken hebben, terwijl ze nu de meeste stemmen krijgen in de peiling.´
A
Uitleggend verband
B
Tegenstellend verband
C
Redengevend verband
D
Tijdvolgorde verband
Slide 12 - Quiz
Wat zijn de signaalwoorden in de volgende zin: ´Niet alleen de aanhangers van deze partij stemmen elk jaar, ook de nieuwe stemmers zorgen voor de groei van de partij.´
Slide 13 - Question ouverte
´Iedereen dacht dat de partij klein zou blijven. Echter, niets is minder waar.
A
Toelichtend verband
B
Chronologisch verband
C
Tegenstellend verband
D
Samenvattend verband
Slide 14 - Quiz
Wat zijn de signaalwoorden: ´Veel mensen vonden de ideeën van de partij krankzinnig. Denk maar aan het hoofddoekenverbod.´
Slide 15 - Question ouverte
´Eerst groeide de partij, daarna werd hij minder populair.´
A
Chronologisch verband
B
Tegenstellend verband
C
Toelichtend verband
D
Samenvattend verband
Slide 16 - Quiz
Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellend tekstverband?
Slide 17 - Question ouverte
Ik snap wat ik met de tekstverbanden kan en hoe ik ze in een tekst herken
Ik kan alle tekstverbanden vinden en ken alle signaalwoorden
Ik snap wat het is, ik ken sommige signaalwoorden
Ik kan de signaalwoorden vinden, maar zie het verband niet
Ik zie de verbanden, maar vind de signaalwoorden lastig
Ik heb geen idee waar ik mee bezig ben
Slide 18 - Sondage
Ik begrijp waarom tekstverbanden zo belangrijk zijn