Chap0: On y va

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

vocabulaire

Qu'est-ce qu'on fera cette année?

- Grandes Lignes (surtout: cahier d'activités - parfois en ligne)

- choix pour les années prochaines

-DELF?

Mettons-nous d'accord

- Grandes Lignes: cahier d'activités + un petit carnet (notes personnelles)

- Grandes Lignes: en ligne (ELO - Firefox of Chrome)

- Teams: opdrachten - liens - infos pratiques

- Somtoday: agenda

-LessonUp: code de la classe

Un cours de français

- terugblik vorige les/ woordjes overhoren 

- correction des devoirs/bespreken

- uitleg/ instructie/zelfstandig werken

- petite activité

- uitleg/instructie/zelfstandig werken

- wat heb je geleerd in de les/wat moet je maken of doen/hoe ga je dat doen?    - planning  in Magister bekijken!

Wat heb je elke les nodig?

* werkboek

* opgeladen iPad (eerst dicht)

* schrift voor aantekeningen

* markeerstift

* gekleurde pen voor nakijken

* koptelefoon/oortjes

* mobiel in de mobieltas

Afspraken voor de lessen Frans

• Zorg dat je je spullen voor elkaar hebt.
• Heb je eens iets niet in orde (hw niet af, boeken niet bij je, etc.) laat het me dan even weten. 
• Houd het leren van woordjes goed bij.
• Stel vragen, als je iets niet (zeker) weet!!!
• Houd zelf goed de planning bij. Mocht een les eens niet doorgaan of jij mist een les, blijf dan wel bij!

Commençons le ...

Cours 2

wheel of names

Au travail!

B. Salut

dans le cahier d'activités p12

ex 4 + ex 5abc

Qu'est-ce qu'il faut faire?

Wat staat er in de opgave?

Cours 3

contrôle exercice 6b

le verbe aller

le verbe avoir

ALLER

ken je het nog?

'Aller' betekent

1. gaan
2. zijn
3. kunnen
4. willen

Aller

je

tu

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

vais

vas

va

allons

allez

vont

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'aller' in de goede volgorde.

aller

il, elle, on va

nous allons

tu vas

vous allez

ils vont

je vais

aller (je)

aller (tu)

aller (nous)

aller (vous)

AVOIR

jullie hebben

1. nous avons
2. vous avez
3. ils ont
4. elles ont

les filles ont =

1. ils ont
2. elles ont
3. nous avons
4. vous avez

'on' betekent...

1. alleen maar 'wij'
2. alleen maar 'men'
3. 'wij' en 'men'
4. 'wij', 'men' en 'zij'

u heeft

jij hebt

ik ben 12 jaar

Au travail!

exercice 10abc (en ligne)

Cours 4

contrôle exercice 10abc

D. Mes passe-temps

jouer de + instrument de musique

jouer à + sport

faire de + sport