Personalia: Wie ben jij?

• NT2
• Kleuteronderwijs

Personalia: Wie ben jij?

Leerdoel

Aan het einde van deze les weet je wat personalia zijn en kan je vragen stellen en beantwoorden over personalia.

Vertel de leerlingen wat ze zullen leren en wat er van hen wordt verwacht aan het einde van de les.

Wat weet je al over personalia?

Wat zijn personalia?

Personalia zijn de gegevens die vertellen wie jij bent, zoals je naam, geboortedatum, adres en telefoonnummer.

Geef een korte inleiding over personalia en leg uit wat ze zijn.

Voorbeelden van personalia

Naam: Peter Jansen
Geboortedatum: 15 juni 1998
Adres: Kerkstraat 10, Amsterdam
Telefoonnummer: 06-12345678

Laat een voorbeeld zien van personalia en leg uit welke gegevens er bij horen.

Waarom zijn personalia belangrijk?

Personalia zijn belangrijk omdat ze nodig zijn voor bijvoorbeeld het maken van een afspraak, het invullen van een formulier of het versturen van een brief.

Leg uit waarom personalia belangrijk zijn en geef voorbeelden.

Welke personalia zijn verplicht?

Sommige personalia zijn verplicht om te geven, zoals je naam en adres als je een brief verstuurt of je geboortedatum als je een afspraak maakt bij de dokter.

Leg uit welke personalia verplicht zijn om te geven en waarom.

Vragen stellen over personalia

Wat is je naam?
Wanneer ben je geboren?
Waar woon je?
Wat is je telefoonnummer?

Laat voorbeeldvragen zien die gesteld kunnen worden over personalia en oefen met de leerlingen.

Vragen beantwoorden over personalia

Mijn naam is Peter Jansen.
Ik ben geboren op 15 juni 1998.
Ik woon aan de Kerkstraat 10 in Amsterdam.
Mijn telefoonnummer is 06-12345678.

Laat voorbeeldantwoorden zien die gegeven kunnen worden op vragen over personalia en oefen met de leerlingen.

Samenvatting

Personalia zijn de gegevens die vertellen wie jij bent, zoals je naam, geboortedatum, adres en telefoonnummer. Het is belangrijk om personalia correct en volledig door te geven. We hebben geoefend met het stellen en beantwoorden van vragen over personalia.

Vat kort samen wat er in de les is behandeld.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Waar woon ik?

1. Ik woon in Rotterdam.
2. Ik woon in Amsterdam.
3. Ik woon in Utrecht.
4. Ik woon in [woonplaats].

Uit welk land kom ik?

1. Ik kom uit Spanje.
2. Ik kom uit Duitsland.
3. Ik kom uit [land].
4. Ik kom uit Frankrijk.

Welke talen spreek ik?

1. Ik spreek Engels en Duits.
2. Ik spreek [talen].
3. Ik spreek Spaans en Frans.
4. Ik spreek alleen Nederlands.

Wat is mijn leeftijd?

1. Ik ben 25 jaar oud.
2. Ik ben 20 jaar oud.
3. Ik ben [leeftijd] jaar oud.
4. Ik ben 30 jaar oud.