Hoofdstuk 1

Vandaag // Hoy
Oefeningen & Vragen // Ejercicios y Preguntas

Materieel: Je hebt een pen, papier en je werkboek nodig!

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vandaag // Hoy
Oefeningen & Vragen // Ejercicios y Preguntas

Materieel: Je hebt een pen, papier en je werkboek nodig!

Slide 1 - Diapositive

Werkwoorden Tegenwoordige Tijd (Presente)

In het Spaans zijn er drie groepen werkwoorden:
- Werkwoorden die eindigen in AR
- Werkwoorden die eindigen in ER
- Werkwoorden die eindigen in IR

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Lees onderstaande zinnen. Vul de juiste vorm in van het werkwoord tussen haakjes in de presente (tegenwoordige tijd) in. 
1 Hola Pedro, ¿(saber, tú) ______________________________ qué vas a hacer esta noche? (saber=weten)
2 Mi hermana y yo (salir) ______________________________ esta noche. Hay una fiesta muy guay en la playa. (salir=uitgaan)
3 (saber, nosotros) ______________________________ que va a venir mucha gente a la fiesta. (saber=weten)
4 Te (dar, ellos) _________________________ la dirección de la fiesta. (dar=geven)
5 (poner, vosotros) ______________________________ el teléfono en la mochila. (poner=zet)



Slide 4 - Diapositive


Schrijf je 5 antwoorden hier op die manier:
werkwoord werkwoord werkwoord werkwoord werkwoord (geen , of - of getalen: alleen het werkwoord)

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Voltooid deelwoord


- Werkwoorden die eindigen in AR = ADO (hablado)
- Werkwoorden die eindigen in ER = IDO (comido)
- Werkwoorden die eindigen in IR = IDO (salido)

Slide 7 - Diapositive

Vul de juiste vormen van de presente perfecto (voltooid tegenwoordige tijd) in het gesprek in. De persoonlijke voornaamwoorden geven aan welke vorm je moet gebruiken. 
1 Ana: Este verano (visitar, nosotros) ________________________ Valencia.

2 Javier: ¿(ver, tú) ____________________________________ la catedral de Valencia?

4 Javier: Y, ¿qué (hacer, vosotros) ___________________________________ después?

5 Ana: Yo nada, pero mi hermana (comer) _______________________________ una pizza.

Slide 8 - Diapositive


Schrijf je 4 antwoorden hier op die manier:
werkwoord werkwoord werkwoord werkwoord werkwoord (geen , of - of getalen: alleen het werkwoord)

Slide 9 - Question ouverte

Voltooid deelwoord JUGAR

Slide 10 - Question ouverte

Voltooid deelwoord HABLAR

Slide 11 - Question ouverte

Voltooid deelwoord BEBER

Slide 12 - Question ouverte

Voltooid deelwoord IR

Slide 13 - Question ouverte

Maak de volgende oefeningen in je werkboek. Als je klaar bent, maak een foto en upload het in de chat in Teams

15a, 15b [Werkboek: bdz. 18]

Slide 14 - Diapositive