Geschiedenis les 4 Industriële revolutie

Les 4
Industriële revolutie
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Les 4
Industriële revolutie

Slide 1 - Diapositive

Programma periode 4
Les 1 Reformatie en Willem van Oranje
Les 2 Gouden eeuw hoofdstuk 6
Les 3 Pruiken en revoluties en Napoleon 
Les 4 Industriële revolutie
Les 5 Wereldoorlogen 
Les 6 Wereldoorlogen 
Les 7 Toets

Slide 2 - Diapositive

De verlichting is
A
Een lamp
B
Een politiek en filosofische stroming
C
Een geloof

Slide 3 - Quiz

Wat is het belangrijkste gedachtegoed van de verlichting?
A
Je ratio (verstand) gebruiken.
B
Vertrouwen op Gods wil
C
Exotische culturen verheerlijken
D
Verdeel en heers

Slide 4 - Quiz

Welke maatregel is door Napoleon ingevoerd
A
Alle kinderen van 5 tot 16 jaar zijn leerplichtig.
B
Alle volwassen mannen krijgen het kiesrecht.
C
Dat iedereen pensioen krijgt
D
Iedereen meet in kilogrammen en meters.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Doel van de les
Je kent de problemen (slechte leef- en werkomstandigheden) waar arbeiders mee te maken kregen op het einde van de 19de eeuw.


Slide 7 - Diapositive

Nederland na Napoleon
1813 werd Napoleonverslagen en was hij geen heerser meer over Nederland
In 1815 werd een gevluchte stadhouder Willem V uitgeroepen tot koning Willem 1-> de eerste echte koning van Nederland 

Slide 8 - Diapositive

Splitsing van de Nederlanden

  • Belgie wordt onafhankelijk in 1839 -> met een eigen koning
  • Luxemburg wordt onaghankelijk in 1890 -> Hertogdom

Slide 9 - Diapositive

Industriële revolutie

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Industriële Revolutie
  • De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)

  • Belangrijke uitvindingen: Spinning Jenny, de schietspoel en de stoommachine

Slide 12 - Diapositive

van kleinschalige handmatige productie...
... naar grootschalige machinale productie

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Schietspoel 1733

Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.
Spinning Jenny 1764

Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen

Slide 15 - Diapositive


Stoommachine
rond 1764 




  • De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
  • Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet




De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

Hoe hoog schiet een ontplofte stoommachine de lucht in?
A
50 meter
B
30 meter
C
300 meter
D
1 kilometer

Slide 19 - Quiz


Veranderingen door 
de stoommachine 




  • Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
  • Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
  • Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water







Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.

Slide 20 - Diapositive


Hoogovens



  • Door steenkool op een speciale manier te verhitten ontstaat cokes.
  • Met cokes krijg je een betere verbranding. Hierdoor kun je ook ijzererts beter verhitten.
  • Om ijzer nog sterker te maken, werd er gebruik gemaakt van hoogovens: ovens die zo warm worden dat het ijzer zuiver wordt.








Omdat zuiver ijzer zich beter laat bewerken, nemen ook de toepassingen ervan toe: zo zie je steeds meer bouwwerken van ijzer. Zoals bijvoorbeeld bruggen, maar ook de Eiffeltoren

Slide 21 - Diapositive

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 22 - Quiz

Nederland industrialiseert laat 
  • Pas vanaf 1870

  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie

  • Geen geschikte grondstoffen voor industrie

  • Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Hoe hard reed de eerste trein
A
100 km per uur
B
50 km per uur
C
40 km per uur
D
20 km per uur

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Stroomtrein
Het vervoer werd ook sterk verbeterd door de stoomtrein
Dit is de Arend, de 
eerste stoomlocomotief 
van Nederland ->
De eerste trein reed in 
1839, van Amsterdam 
naar Haarlem
Koning Willem 1 investeerde
in de stoomtrein en werd rijk….


Slide 27 - Diapositive

Verdere industralisatie
Werden steeds meer machines gebouwd
Veel grondstoffen nodig-> Mijnenbouw in Limburg
Sporennet breidde zich uit
Steeds meer werk in de fabrieken, omdat ze groter werden

Slide 28 - Diapositive

Met welke bedoeling is deze ansichtkaart waarschijnlijk gemaakt?
A
De directie was trots op de fotografische techniek.
B
De directie was trots op de moderne fabriek.
C
De directie wilde protesteren tegen de onveilige werksituatie.

Slide 29 - Quiz

Wat past bij industrialisatie?
arbeiders
fabrieken
Engeland
huisnijverheid

Slide 30 - Question de remorquage

Ontstaan van het kapitalisme
Ondernemers kregen veel vrijheid om de winst te maken die ze wilde maken

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo



Waarom zouden kinderen over
de grond kruipen bij de machines?
A
Omdat ze klein zijn en goed alles kunnen pakken wat valt
B
Omdat de volwassenen daar geen zin in hadden
C
Omdat dit een leuk spel was voor kinderen
D
Daar begon iedereen later kon je promotie maken

Slide 33 - Quiz



Waarom dronken veel mensen alcohol in deze tijd?
A
Omdat mensen wel van een feestje hielden
B
Alcohol deed de mensen hun dagelijks ellende van werk even vergeten
C
Alcohol was alleen voor arbeiders, dus zo konden ze hun bazen ontlopen
D
Alcohol hielp tegen de kou.

Slide 34 - Quiz

Kinderarbeid

  • Goedkoper dan volwassenen.
  • Nauwelijks onderwijs gehad.
  • Noodzakelijk voor onderhoud gezin.
Werkomstandigheden


  • Saai en/of gevaarlijk werk
  • Lange dagen (14 uren)
  • Lage lonen
  • Geen rechten

Slide 35 - Diapositive

Leefomstandigheden
  • Kleine woningen.
  • Veel gezinsleden.
  • Slecht voedsel 
  • Hoge kindersterfte (arbeidersvrouwen gaven geen borst-                  voeding).
  • Slechte hygiëne zorgt voor ziektes als cholera en TBC.

  • Drankmisbruik

Slide 36 - Diapositive

Einde kinderarbeid
  • 1860 verzet tegen de kinderarbeid door artsen en onderwijzers
  • 1874 Kinderwet van Samuel van Houten-> kinderen tot 12 mogen niet in de fabriek werken (wel op het land)
  • 1900 leerplicht van 7 t/m 12

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Vidéo

Waarom was het bijzonder dat Samuel van Houten met het kinderwetje kwam?
A
Hij was socialist
B
Hij was een fabrieksdirecteur
C
Hij was katholiek
D
Hij was liberaal

Slide 39 - Quiz

Welke vormen van energie kende men vóór de Industriële Revolutie?
A
windkracht, stoomkracht, spierkracht
B
windkracht, waterkracht, spierkracht
C
waterkracht, stoomkracht, spierkracht
D
windkracht, stoomkracht, waterkracht

Slide 40 - Quiz

Een uitspraak:
In Twente werden weefscholen opgericht zodat de huiswevers sneller konden werken.
Hoort deze uitspraak bij de periode vóór of na de Industriële Revolutie?
A
Voor
B
Na

Slide 41 - Quiz

Verder ontwikkelingen
  • Gaslampen worden elektrische lampen
  • Rond 1900 de eerste auto’s
  • Rond 1900 de film. Bioscoop wordt een populaire vrije tijdsbesteding
  • 1919 invoering van de 45-urige werkweek

Slide 42 - Diapositive

Volgende keer 
De eerste wereldoorlog

Slide 43 - Diapositive