1. zeg wat je ziet/hoort. (ik zie dat je mij steeds niet aankijkt)
2. zeg hoe je je daarbij voelt. (dat voelt niet fijn, het irriteer me, het maakt me zenuwachtig)
3. zeg welke conclusie je trekt. (het geeft mij het idee dat je mij stom vindt)
4. stel een vraag. (ik zou het fijn vinden als je me aankijkt)