Thema 3 VWO 3.3 en 3.4

Wat weet je nog van vorige week?
1 / 39
suivant
Slide 1: Carte mentale
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat weet je nog van vorige week?

Slide 1 - Carte mentale

Planning vandaag 
  • Terugblik 3.1 en 3.2 
  • Theorie 3.3 en 3.4 
  • Opdrachten 3.3 en 3.4 
  • Afsluiting les 

Slide 2 - Diapositive

Terugblik vorige week 
Wanneer behoren organismen tot
dezelfde soort?

Slide 3 - Diapositive

Wat is het verschil tussen prokaryoten en eukaryoten?
A
Prokaryoten hebben geen celwand
B
Eukaryoten zijn meercellig
C
Prokaryoten hebben geen celkern
D
Eukaryoten hebben bladgroenkorrels

Slide 4 - Quiz

Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 5 - Question de remorquage

DNA-sequencing 
Biologen proberen van elke soort het DNA in kaart te brengen. Het DNA is opgebouwd uit de basen A, C, T en G. De volgorde van de basen in het DNA noem je de DNA-sequentie. Met nieuwe DNA-technieken kan de DNA-sequentie van een organisme snel in kaart worden gebracht. Dit heet DNA-sequencing. Daarna kunnen ze de basenvolgorde van verschillende soorten met elkaar vergelijken. Uit het vergelijkende DNA-onderzoek kan blijken dat soorten verwant zijn (afstammen van een gemeenschappelijke voorouder).

Alleen voor VC1

Slide 6 - Diapositive

3.3 Dieren 
Waar gaat deze basisstof over?
- Symmetrie
- Indeling van dieren 

Lesdoelen:
- Je kunt dieren indelen op grond van de kenmerken skelet en symmetrie.
- Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van zes stammen van het dierenrijk. 


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wat is symmetrie?

Slide 9 - Diapositive

Symmetrie 
  • Sommige voorwerpen bestaan uit twee helften die elkaars spiegelbeeld zijn. Zo’n voorwerp is symmetrisch. Een symmetrisch voorwerp is in twee gelijke helften te verdelen.

  • Is de mens symmetrisch?

Slide 10 - Diapositive

stammen zijn geordend op: 



skelet:

Slide 11 - Diapositive

inwendig skelet
Uitwendig skelet

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Skelet 
  • Wat zijn de functies van het skelet? 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Opdrachten 3.3 
  1. Maak de opdrachten van 3.3 
  2. Klaar? Oefen de verschillende stammen van het dierenrijk door op de onderstaande link te klikken.
  3. Aan het einde van de les maken we wat controlerende vragen.


Slide 16 - Diapositive

Welke symmetrie heeft dit dier?
A
Niet symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Veelzijdig symmetrisch

Slide 17 - Quiz

Heeft een vlieg een inwendig of een uitwendig skelet?
A
Inwendig skelet
B
Uitwendig skelet

Slide 18 - Quiz


A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 19 - Quiz


A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 20 - Quiz

Wat voor skelet heeft dit dier?
A
Geen
B
Uitwendig
C
Inwendig

Slide 21 - Quiz

Een krokodil is:
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 22 - Quiz

Een sponsdier is:
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 23 - Quiz

3.4 Planten 
Waar gaat deze basisstof over?
- Indeling van planten
- Vaatplanten
- Zaadplanten en sporenplanten
- Wieren

Lesdoelen:
-  Je kunt planten indelen in acht stammen.
-  Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van vaatplanten en groenwieren.
- Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van sporenplanten en zaadplanten.

Slide 24 - Diapositive

Organen van een plant

Een plant heeft organen:

- wortels
- stengels
- bladeren
- (niet altijd) bloemen 


Slide 25 - Diapositive

Planten
Rijk:
Stam:
Klasse:
Zaadplanten
Sporenplanten
Vaatplanten

Slide 26 - Diapositive

Indeling 

Slide 27 - Diapositive

Vaatplanten

planten die vaten hebben voor het transport van stoffen

Slide 28 - Diapositive

Zaadplanten 
Zaadplanten hebben wortels, stengels, bladeren en bloemen Voortplanting vindt plaats door middel van zaden, die ontstaan in de bloemen. Tot de zaadplanten behoren planten als het madeliefje en de boterbloem, maar ook struiken en bomen. Alle zaadplanten behoren tot de stam van de vaatplanten.

Slide 29 - Diapositive

in het klokhuis
In de bloem ontstaat het zaad.
Als je een appel eet, vind je het zaad in het klokhuis.

Slide 30 - Diapositive

Planten
Stam:
Klasse:
Zaadplanten
Sporenplanten
Vaatplanten

Slide 31 - Diapositive

Sporenplanten 
Sporenplanten kunnen wortels, stengels en
bladeren hebben, maar geen bloemen.


Mossen zijn kleine
plantjes die in groepen bij elkaar staan.
De bladeren van mossen zijn klein.
De sporen ontstaan in sporendoosjes
die op steeltjes boven de mosplantjes uitsteken. 

Slide 32 - Diapositive

Paardenstaarten 

Varens 

Slide 33 - Diapositive

Wieren 
Wieren worden ook wel algen genoemd. De meeste wieren groeien in het water. Ze hebben daardoor geen wortels en geen stengels nodig. Hun voedingsstoffen halen ze uit het water waarmee ze omringd zijn. Wieren hebben geen bladeren en geen bloemen. De voortplanting van wieren is ingewikkeld. Sommige wieren kunnen zich voortplanten met sporen. Veel eencellige wieren planten zich voort door deling.

Groenwieren: zijn eencellige of meercellige
organismen met bladgroenkorrels.

Slide 34 - Diapositive

Opdrachten 3.4 
  1. Maken opdrachten 3.4 

    2. Klaar? Oefen de stammen van het plantenrijk door op de onderstaande link te klikken. 

3. Sluiten de les af met wat vragen. 

Slide 35 - Diapositive


Behoort tot de
A
zaadplanten
B
sporenplanten
C
varens
D
schimmels

Slide 36 - Quiz


In de afbeelding
zie je
A
sporendoosjes
B
sporenhoopjes
C
voortplantingscellen van een mos
D
zaden van een zaadplant

Slide 37 - Quiz


Gerst is een
A
zaadplant
B
naaldboom
C
Groene plant
D
sporenplant

Slide 38 - Quiz


Een zaadplant heeft een kenmerk dat sporenplanten niet hebben:
A
wortels
B
stengels
C
bladeren
D
bloemen

Slide 39 - Quiz