Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden.
Aantekeningen
Slide 7 - Diapositive
Woordenschat
Deze woorden zijn belangrijk:
- Formeel
- Informeel
Programma
Instructie
Toepassen
Check-out
timer
5:00
Slide 8 - Diapositive
Formeel en informeel
Wat
Manier van praten, schrijven of kleden in situaties.
Hoe
Formeel = netjes - bijv. in werk of schoolomgeving.
Informeel = in de familie of met vrienden.
Programma
Instructie
Toepassen
Check-out
timer
5:00
Slide 9 - Diapositive
Toepassen
Slide 10 - Diapositive
Waar ga jij vandaag mee aan de slag?
Ik wil graag verlengde instructie
Ik ga opdr. 3, 4 en 5 van H1 §3 - lezen maken.
Ik maak opdr. 3, 4 en 5 van H1 §3 - Lezen thuis en maak de opdrachten van fictie.
Slide 11 - Sondage
Wat?
Leesteksten lezen.
Hoe?
Verdeel de teksten: 1 leest formeel/informeel ander leest zakelijke teksten.
Vertel elkaar de belangrijkste informatie.
Hulp
Probeer eerst samen eruit te komen, lukt dit niet, kom bij mij.
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Maak werkblad 2 individueel.
Opdracht
timer
10:00
Programma
Toepassen
Check-out
Slide 12 - Diapositive
Wat?
Werkblad 2
Hoe?
Kruis op werkblad 2 achter elke uitspraak aan of het formeel of informeel taalgebruik is. Bedenk ook zelf nog drie uitspraken en laat je klasgenoot aankruisen of ze formeel of informeel zijn.
Hulp
Kom bij mij.
Tijd
10 minuten
Klaar?
Laat het nakijken door mij.
Opdracht
timer
10:00
Programma
Toepassen
Check-out
Slide 13 - Diapositive
Check-out
Slide 14 - Diapositive
Welke emotie past bij jouw werkhouding?
😒🙁😐🙂😃
Slide 15 - Sondage
Aan het einde van de les:
- kan je het verschil tussen formeel en informeel benoemen.
Slide 16 - Diapositive
Volgende les
- leer je hoe je in een zakelijke brief formeel taalgebruik moet toepassen.