Kapitel 5 3VWO Grammatik A

Uitleg Adjektiv
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV
- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)
                                                   Der schöne Bär.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Uitleg Adjektiv
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV
- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)
                                                   Der schöne Bär.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Waar komt de uitgang -en in beide schema's NIET voor ?
A
mannelijk 1e vrouwelijk 1e onzijdig 1e
B
mannelijk 4e vrouwelijk 4e onzijdig 4e
C
mannelijk 4e vrouwelijk 1e onzijdig 1e
D
vrouwelijk 4e onzijdig 1e meervoud 1e

Slide 4 - Quiz

Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv in het Duits ?
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 5 - Quiz

Waar komt de meestvoorkomende uitgang -en UITSLUITEND voor ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 6 - Quiz

Samengevat: Adjektiv na "der"

Je hoeft dus alleen maar op te letten bij 
mannelijk:  der   -e  (uitgang Adjektiv)
vrouwelijk:   die    -e   (uitgang Adjektiv)   onzijdig:    das   -e  (uitgang Adjektiv)

Slide 7 - Diapositive

Samengevat: Adjektiv na "ein"
Je hoeft dus alleen maar op te letten bij  
mannelijk:  ein    -er  (uitgang Adjektiv) 
vrouwelijk: eine    -e (uitgang Adjektiv) 
     onzijdig: ein    -es (uitgang Adjektiv)

Slide 8 - Diapositive

Er trägt meinen blau... Pulli (m).
A
e
B
er
C
en
D
em

Slide 9 - Quiz

Ich habe diese braun... Schuhe (mv).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 10 - Quiz

Wir fahren mit einem rot..... Boot (o).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 11 - Quiz

Mein Bruder hat ein gelb...... T-Shirt (o) bekommen.
A
-en
B
-es
C
-e
D
-er

Slide 12 - Quiz

Durch die rot... Hose (v) siehst du hübsch aus!
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 13 - Quiz

Ein groß..... Mann kaufte ein Eis.
A
-en
B
-e
C
-es
D
-er

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Lien

Slide 16 - Lien

Evaluatie
Vul op de volgende slide in welk antwoord voor jou van toepassing is!

Slide 17 - Diapositive

Ken je nu de uitgangen van het Adjektiv na de "der" en "ein"- groep?
A
Nee, ik snap er niets van
B
Ja, ik heb alle doelen bereikt en snap het.
C
ik heb de doelen deels bereikt, maar moet nog verder oefenen
D
Ik heb extra uitleg nodig en vraag dit aan mijn docente

Slide 18 - Quiz

Danke schön für deine Antwort!

Slide 19 - Diapositive