Week 7 H2P

Programm

Rückblick und Lernziele

Was haben wir letztes Mal gemacht? + Was werden wir heute lernen?

Grammatik Verben

Schritt 24(Seite 45) + 26(Seite 63)

Aufgaben

Schritt 24: Aufgabe 2A+B

Schritt 26: Aufgabe 3A+B und Aufgabe 4

Evaluation

Einloggen!!

1 / 28

Slide 1: Diapositive

DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

La durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programm

Rückblick und Lernziele

Was haben wir letztes Mal gemacht? + Was werden wir heute lernen?

Grammatik Verben

Schritt 24(Seite 45) + 26(Seite 63)

Aufgaben

Schritt 24: Aufgabe 2A+B

Schritt 26: Aufgabe 3A+B und Aufgabe 4

Evaluation

Einloggen!!

Slide 1 - Diapositive

Rückblick

Was machten wir letztes Mal?

Slide 2 - Diapositive

Lernziel

Je kunt regelmatige werkwoorden gebruiken in hun juiste vorm (A1)

Slide 3 - Diapositive

Aufgaben auf Padlet h2P

Post de foto's van je huiswerk op de Padlet

https://tinyurl.com/1xg58zdm

Slide 4 - Diapositive

Aufgaben auf Padlet h2Q

Post de foto's van je huiswerk op de Padlet

https://tinyurl.com/ll0b8yln

Slide 5 - Diapositive

Check in DUO's

Schritt 21 ab Seite 31

Aufgabe 2

Aufgabe 3

Aufgabe 4

Aufgabe 5

Stempeln, bitte!

In tweetallen

Bespreek je antwoorden
Bespreek de verschillen
Verbeter eventueel je fouten

Slide 6 - Diapositive

Schritt 22 Seite 36 : Wohnen

Zusammen:

Aufgabe 1 (hören)
Aufgabe 2A (hören)

Selbständig:

Aufgabe 2B
Aufgabe 3
Aufgabe 4

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden

Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het hele werkwoord - en of - n.

Voorbeeld:

wohnen = wohn

kaufen = kauf

reisen = reis

Slide 9 - Diapositive

Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar de juiste uitgang

ich

ihr

wir

er/sie/es

Sie/sie

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Vidéo

Regelmatige werkwoorden: uitgangen

werkwoord: wohnen, stam:wohn

ich wohn e

du wohn st

er/sie es wohn t

wir wohn en

ihr wohn t

sie wohn en

Sie wohn en

Slide 12 - Diapositive

ihr (machen)

machen

machst

macht

machet

Slide 13 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (spielen) gern Tennis.

spielt

spiele

spielen

spielst

Slide 14 - Quiz

es (kommen)

kommt

kommst

kommet

komet

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Regelmatige werkwoorden: uitgangen met

- d of -t

werkwoord: antworten, stam:antwort-

ich antworte

du antwortest

er/sie es antwortet

wir antworten

ihr antwortet

sie antworten

Sie antworten

Slide 17 - Diapositive

en ook een extra e bij deze werkwoorden

atmen = ademen

regnen = regenen

öffnen = opendoen / openen

rechnen = rekenen

zeichnen = tekenen

begegnen = tegenkomen

Slide 18 - Diapositive

als de stam op een s-klank eindigt (Wat zijn s-klanken?) voorbeeld: reisen [= reizen] , heißen

ich reise

du reist

er /sie/es reist

wir reisen

ihr reist

sie/Sie reisen

Dus geen extra s bij de "du-vorm"

Slide 19 - Diapositive

Vertaal:
jij meldt (melden)

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal:
jij werkt (arbeiten)

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal:
Jullie rekenen (rechnen)

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal:
ik vind (finden)

Slide 23 - Question ouverte

Vertaal:
jij reist (reisen)

Slide 24 - Question ouverte

(Haus)Aufgaben

Schritt 24 ab Seite 45

Aufgabe 2A+B

Schritt 26 ab Seite 63

Aufgabe 3A+B
Aufgabe 4

Slide 25 - Diapositive

baden Badest du

reden Der Lehrer redet

Slide 26 - Diapositive

Je kunt regelmatige werkwoorden gebruiken in hun juiste vorm (A1)

😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Schön das ihr da wart!

Slide 28 - Diapositive