Pincode deel 3 GT H3 les 4 (3.4)

Welkom bij les 4 van H3




Herhaling les 3.3

Deze les


1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 13 vidéos.

Éléments de cette leçon

Welkom bij les 4 van H3




Herhaling les 3.3

Deze les


Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen 3.4

- Geldkringloop 


- nakijken 80 en 81 en 89 tot en met 17



Slide 2 - Diapositive

Herhaling lesdoelen 3.3

- Hoe bereken je de kosten van een lening?


- Welke redenen kun je hebben om geld te lenen?

- Wat voor soorten leningen zijn er?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

paragraaf  3.4
We gaan nu verder met paragraaf 3.4.
Deze paragraaf gaat over BANKEN en wat ze allemaal doen. Lees eerst alle theoriestukjes (met de blauwe balk) uit deze paragraaf en ga daarna verder.




Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Geldkringloop
Tot zover beleggen.... Als je het goed kan kun je er echt heel rijk mee worden, maar je kunt ook straatarm worden als het mis gaat.

We gaan nu verder met een andere taak van banken...
Kijk goed naar het volgende plaatje. Spaarders brengen hun spaargeld naar de bank. De bank leent een deel van dit spaargeld uit aan leners. Die leners betalen daarvoor rente (kredietrente) en de spaarders krijgen spaarrente als beloning.

Slide 7 - Diapositive

Banken bemiddelen tussen het aanbod en de vraag naar geld

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Lesdoelen 3.4

nakijken 3.3: alles af + herhalingsopgaven

filmpjes en jullie gaan alles zelf uitleggen.... ??

  1. je schrijft de volgende woorden in je schrift
    OBLIGATIES -  AANDELEN  - KOERS -   AEX
  2. je overleg met buum of buuv en legt uit aan elkaar uit wat het betekent
  3. Nu voor de klas!




Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

3.4 beleggen...
De meeste mensen beleggen hun geld niet in huizen of in kunst maar in aandelen en obligaties. 

Dat klinkt altijd ingewikkeld, maar de praktijk valt mee.

Kijk maar...

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

AANDELEN
Aandelen..... 
Je hoorde er net over in het filmpje, maar het blijft ingewikkeld..

Daarom nog even wat meer uitleg over aandelen...

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

En verder met pagina 84
nakijken pagina 83 en herhalingsopgaven 22 en 23

Vandaag maken we het hoofdstuk af

MAKEN: ALLE OPGAVEN VAN 3.4
+
HERHALINGSOPGAVEN 24 EN 25

Slide 20 - Diapositive

Met beleggen kun je geld verliezen?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Obligaties: dan word je medeeigenaar van een bedrijf
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Een aandeel geeft altijd positief rendement. Dat is het voordeel van een aandeel, je bent immers medeeigenaar.
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Welke bewering is fout?
A
als je aandelen van een bedrijf koopt, wordt je een voor een deel eigenaar van het bedrijf
B
gaat het minder goed met het bedrijf, dan daalt de waarde van je aandelen
C
een bank kan je adviseren, hiervoor betaal je de bank rente
D
gaat het goed met het bedrijf, dan stijgt de waarde van je aandelen

Slide 24 - Quiz

Chartaal geld is:
A
Al het geld in omloop
B
Al het geld in omloop + het geld in jouw portemonnaie
C
Al het brief en muntgeld in omloop
D
Al het brief en muntgeld in omloop MINUS het geld van minderjarigen

Slide 25 - Quiz

Banken wisselen ook vreemd geld
  • Vreemde valuta
  • -> vreemd geld

  • Wisselkoers
  • -> Geeft de verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan

  • Provisie
  • -> Een vergoeding voor de diensten van de bank

Slide 26 - Diapositive

Wisselkoersen: 3 berekeningen

  1. Vreemde valuta (= buitenlands geld --> €
  2. € --> vreemde valuta
  3. Ik wil een 'X' aantal buitenlands geld hebben, hoeveel € heb ik daarvoor nodig?


Let op! De bank rekent provisie (= administratiekosten)


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Vidéo

Eurozone
Landen uit de EU die de euro als eigen munt hebben.

Slide 31 - Diapositive

Gebruik de tabel op bladzijde 86

Slide 32 - Diapositive

Wij hebben 325 Turkse Lira. Hoeveel euro's krijg je terug?
A
€ 115,00
B
€ 115,20
C
€ 115,22
D
€ 115,25

Slide 33 - Quiz

Wij hebben €200. Ik wil Deense kronen. Hoeveel kronen krijg ik terug?

A
1478,00
B
1478,02
C
1478,05
D
1478,08

Slide 34 - Quiz

Wij willen 125 Britse ponden. Hoeveel euro's heb ik daarvoor nodig?
A
€ 157,10
B
€ 158,20
C
€ 158, 22
D
€ 158,23

Slide 35 - Quiz

Provisiekosten (= administratiekosten)

Als jij vreemd geld koopt -> provisiekosten erbij optellen


Als jij vreemd geld verkoopt --> van jouw te ontvangen bedrag afhalen

Slide 36 - Diapositive

ter afsluiting...
Als afsluiting van dit hoofdstuk krijgen jullie een aantal vragen over heel H3.
Als je een vraag niet weet, pak dan je boek erbij voordat je naar de volgende vraag gaat.
Maak in ieder geval alle vragen. 

Slide 37 - Diapositive

(1p) Als je een product tegen aan ander product ruilt zonder geld te gebruiken. dan doe je aan...

Slide 38 - Question ouverte

(2p) Schrijf een andere benaming op voor een creditsaldo en debetsaldo.

(doe het zo)
Creditsaldo = hier juiste antwoord invullen.
Debetsaldo = hier juiste antwoord invullen.

Slide 39 - Question ouverte

(Op je bankrekening heb je een creditsaldo van €12,45. Via de bank ontvang je het loon van de krantenwijk €41,10 en je zakgeld €7,50. Je betaalt met je pinpas in een winkel €39.95 en in de sportkantine nog eens €4,65.

Bereken je nieuwe saldo. Schrijf erbij of het een credit of een debetsaldo is.

Slide 40 - Question ouverte

Welk begrip past bij de volgende omschrijving?
‘Een rekening waarop je geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vast rentepercentage.’

Slide 41 - Question ouverte

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je een bedrag leent dat je terugbetaalt in een afgesproken aantal termijnen die elke maand gelijk blijven?
A
doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Hypothecaire lening
D
Salariskrediet

Slide 42 - Quiz

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je een bedrag leent dat je terugbetaalt in een afgesproken aantal termijnen die elke maand gelijk blijven?
A
doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Hypothecaire lening
D
Salariskrediet

Slide 43 - Quiz