Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
herhaling en oefenen tijdvak 5 en 6
Slide 1 - Diapositive
Waar haalden de Hollanders het graan vandaan?
A
Azië
B
Rond de Oostzee
C
De Middellandse Zee
D
Amerika
Slide 2 - Quiz
Welke product kwam nog meer uit de Oostzee naar Amsterdam?
A
Hout
B
Rijst
C
Specerijen
D
Koper
Slide 3 - Quiz
Het fluitschip had economisch voordeel door:
A
Lage productiekosten
B
Een smal dek
C
Veel snelheid
D
Veel laadruimte
Slide 4 - Quiz
Hoe werd de Oostzeehandel door de Hollanders ook wel genoemd?
A
De moederzeehandel
B
De moedernegotie
C
De moederspecialisatie
D
De moederhandel
Slide 5 - Quiz
De tijd van ontdekkers en hervormers duurde van:
A
1500 - 1600
B
1600 - 1700
C
1000 - 1500
D
1950 - 2000
Slide 6 - Quiz
renaissance is:
A
de oprichting van gilden
B
Het ontstaan van een klooster
C
de periode voor de Middeleeuwen
D
De wedergeboorte van de Griekse cultuur
Slide 7 - Quiz
Tijdvak 5
Tijdvak 6
De wetenschappelijke revolutie
Het absolutisme
Een wereldeconomie
De Nederlandse Opstand
1600 - 1700
1500 - 1600
De Gouden Eeuw van Nederland
De Reformatie
De Europese expansie
De renaissance
Slide 8 - Question de remorquage
Waar komt de naam ‘humanist’ vandaan?
A
Humanist komt van het Latijnse woord voor menselijkheid
B
Humanist komt van het Latijnse woord voor onderwijs
C
Humanist komt van het Griekse woord voor natuur
D
Humanist komt van het Griekse woord voor wedergeboorte
Slide 9 - Quiz
Welke van onderstaande uitspraken is onjuist?
A
Het is zeker dat Leonardo gevlogen heeft
B
Leonardo da Vinci bestudeerde het vliegen van vogels en schreef daar in zijn boek over
C
Leonardo was een schilder, beeldhouwer en uitvinder
D
Leonardo was een renaissance kunstenaar
Slide 10 - Quiz
Waar was het leven in de tijd van ontdekkers en hervormers vooral op gericht?
A
Op het leven na de dood (Memento Mori)
B
Op het streven naar gelijkheid tussen mensen
C
Op het genieten van het heden (Carpe Diem)
D
Op een leven met God in bijvoorbeeld een klooster
Slide 11 - Quiz
Welke zin zijn juist?
A
De renaissance had erg veel belangstelling en waardering voor kunst en de wetenschap van de middeleeuwen
B
De renaissance had erg veel belangstelling en waardering voor kunst en de wetenschap van de oudheid
C
De renaissance was aan het begin van de middeleeuwen
D
De kunstenaars van de oudheid waren veel knapper dan de kunstenaars van de renaissance
Slide 12 - Quiz
Welke combinatie van de onderstaande zinnen is juist?
A
Een ander woord voor hervorming is renaissance- en zonder de boekdrukkunst had Luther veel minder aanhangers gekregen
B
Een ander woord voor hervorming is renaissance- en Luther vertaalde de bijbel in het Nederlands
C
Erasmus had net als Luther kritiek op de kerk maar hij bleef wel rooms-katholiek- en zonder de boekdrukkunst had Luther veel minder aanhangers gekregen
D
Luther vertaalde de bijbel in het Nederlands- en Erasmus had net als Luther kritiek op de kerk maar hij bleef wel rooms-katholiek
Slide 13 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
Luther dacht dat een plek in de hemel te koop was
B
Luther vond dat je eigenlijk de paus helemaal niet nodig had om in de hemel te komen
C
Luther vond dat niet iedereen de Bijbel moest lezen
D
Luther wilde dat de kerk meer priesters in dienst nam
Slide 14 - Quiz
Deze vraag heeft 3 zinnen. Welke van de onderstaande antwoorden is goed?
1. Calvijn had in Nederland meer aanhangers dan Luther 2. Reformatie is hetzelfde als hervorming 3. Luther en Calvijn waren Duitsers.
A
Zin 1 en 2 zijn goed, zin 3 is fout
B
Zin 2 en 3 zijn goed, zin 1 is fout
C
Alle zinnen zijn goed
D
Alle zinnen zijn fout
Slide 15 - Quiz
Wat is een kenmerk van protestantse kerken in Nederland?
A
Heiligenbeelden in nissen
B
Witte muren en geen versiering
C
Biechthokjes
D
Veel schilderijen aan de muur
Slide 16 - Quiz
In welke twee grote groepen raakte het christendom door de Reformatie verdeeld?
A
calvinisten en christenen
B
gereformeerden en hervormden
C
protestanten en katholieken
D
katholieken en rooms-katholieken
Slide 17 - Quiz
In 1581 publiceerden de opstandige gewesten het Plakkaat van Verlating. Wat stond daar in?
A
Dat sommige Nederlandse gewesten in het zuiden van de Nederlanden Philips II voortaan niet langer als hun vorst erkenden
B
Dat de vrouw van Philips II hem ging verlaten
C
Dat Philips II de Nederlanden had verlaten en voortaan in Spanje ging wonen
D
Dat sommige Nederlandse gewesten in het noorden van de Nederlanden Philips II voortaan niet langer als hun vorst erkenden
Slide 18 - Quiz
1572
1579
1581
1588
Inname van Den Briel
Unie van Utrecht
Plakkaat van Verlatinge
De Republiek der Verenigde Nederlanden
Slide 19 - Question de remorquage
Welke van de onderstaande gewesten behoorden allemaal tot de Republiek der Verenigde Nederlanden?
A
Limburg, Zeeland en Brabant
B
Zeeland, Brabant en Holland
C
Holland, Friesland en Limburg
D
Zeeland, Holland en Friesland
Slide 20 - Quiz
In 1588 werd de Republiek der Verenigde Nederlanden gesticht. In welke tijd was dat?
A
de tijd van steden en staten
B
de tijd van regenten en vorsten
C
de tijd van ontdekkers en hervormers
D
de tijd van monniken en ridders
Slide 21 - Quiz
“Ik kan niet goedkeuren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hen de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen.’ Van wie is deze uitspraak?
A
Philips II
B
Margaretha van Parma
C
Willem van Oranje
D
Karel V
Slide 22 - Quiz
Kies het juiste antwoord.
A
Willem van Oranje kwam in opstand tegen Karel V
B
Karel V volgde Philips II op in 1555
C
Willem van Oranje kwam in opstand tegen Alva die voor Philips II de Nederlanden bestuurde
D
Willem van Oranje kwam in opstand tegen Alva die voor Karel V de Nederlanden bestuurde
Slide 23 - Quiz
Wat is de juiste zin?
A
1602 Cornelis de Houtman reist als eerste Nederlander naar Indië
B
1492 Columbus vaart naar Kaap de Goede Hoop
C
1451 Bartholomeüs Diaz ontdekt de zuidkust van Afrika
D
1498: Vasco da Gama vaart langs Kaap de Goede hoop naar India
Slide 24 - Quiz
Willem Barentszs probeerde een kortere weg naar Indië te vinden.
Wat is de juiste zin?
A
WIllem Barentszs probeerde via het noorden van Scandinavië naar Indië te varen
B
WIllem Barentsz vond geen noordelijke route, maar hij ontdekte wel Manhattan het latere New York
C
Willem Barentsz kwam met zijn schip vast te zitten in het ijs bij Spitsbergen en daar overwinterde hij
D
Willem Barentsz probeerde via het noorden van Amerika naar Indië te varen
Slide 25 - Quiz
1579
1581
1585
1588
1566
Beeldenstorm
Unie van Utrecht
Acte van Verlatinghe
Afsluiting Antwerpen
Uitroepen Republiek
Slide 26 - Question de remorquage
Welke zin is onjuist?
A
De Spanjaarden ontdekken de zeeweg naar Amerika en stichten daar handelsposten en forten
B
De Portugezen ontdekken de zeeweg naar West-Indië en stichten daar handelsposten
C
De Nederlanders ontdekken de zeeroute naar Azië en stichten daar handelsposten en forten
D
De Portugezen ontdekken de zeeweg naar Azië en stichten daar handelsposten
Slide 27 - Quiz
Na de komst van de Spanjaarden stierf wel driekwart van de Indianen. Wat zijn de 3 juiste oorzaken: a. de Spanjaarden vermoorden Indianen b. de Indianen pleegden massaal zelfmoord c. de indianen moesten slavenarbeid verrichten voor de Spanjaarden d. de indianen waren bang voor de paarden van de Spanjaarden e. de indianen kregen Europese ziekten
A
A, C en E
B
C, D en E
C
B, A en E
D
E, D en C
Slide 28 - Quiz
Wat is de juiste zin?
A
De Azteken hadden veel goud en dat pakten de Spanjaarden af.
B
Columbus veroverde het gebied van de Azteken.
C
De Spanjaarden namen met duizenden soldaten de gebieden van de Indianen in
D
De Azteken leefden toen nog in de prehistorie want ze konden niet lezen en schrijven
Slide 29 - Quiz
De Europeanen konden gemakkelijk winnen van de Indianen. Welke oorzaak is onjuist?
A
De Europeanen hadden kaarten van dat gebied en de Indianen niet
B
De Europeanen hadden vuurwapens en de Indianen niet
C
De Europeanen hadden paarden en de Indianen niet
D
De Europeanen hadden minder last van ziekten als pokken, de griep en de pest dan de Indianen
Slide 30 - Quiz
Wat hoort bij de ‘Tijd van ontdekkers en hervormers’ en boven de andere kolom ‘Tijd van regenten en vorsten’
Tijd van ontdekkers en hervormers.
Tijd van regenten en vorsten.
Beeldenstorm
Gouden eeuw
Tachtigjarige oorlog
De landbouw beleefde gouden tijden.
WIC
Renaissance
Slide 31 - Question de remorquage
Wat hoort bij de ‘Tijd van ontdekkers en hervormers’ en boven de andere kolom ‘Tijd van regenten en vorsten’
Tijd van ontdekkers en hervormers.
Tijd van regenten en vorsten.
Stadhouder
Stapelmarkt
Unie van Utrecht
Gewetensvrijheid
VOC
Slide 32 - Question de remorquage
Sleep de Ontdekkers & Hervormers naar de goede plek.
Columbus
Specerijen
Erasmus
Calvijn
Amerigo Vespucci
Ontdekt per ongeluk Amerika
Dit zijn Specerijen: lang houdbare smaakmakers
Humanist en geleerde. Wilde mensen opvoeden (etiquette) en kritisch maken
God bepaalde welke mensen naar de hemel gingen
Geeft de naam aan Amerika
Slide 33 - Question de remorquage
➤Koppel aan elk cijfer het juiste woord.
[.........1.........] waren mensen uit de Tijd van ontdekkers en hervormers die boeken uit de [.........2.........] bestudeerden. Door de oude boeken te vergelijken met de tekst in de Bijbel, ontdekten ze dat niet alles goed vertaald was. In de Bijbel stonden fouten! Ook bleek dat de kerk veel regels zelf verzonnen had. Een bekende humanist was de [.........3.........] Erasmus. Hij had [.........4.........] kritiek op de kerk.
geen
ketters
Grieks-Romeinse tijd
humanisten
Fransman
Duitser
nauwelijks
protestanten
Nederlander
prehistorie
veel
Middeleeuwen
Slide 34 - Question de remorquage
Ontdekkers en hervormers
regenten en vorsten
Sleep kenmerkende aspecten naar het juiste tijdvak.
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse staat.
Het streven van vorsten naar absolute macht.
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in Europa tot gevolg had.
het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
de wetenschappelijke revolutie
Slide 35 - Question de remorquage
Welke zin is onjuist?
A
Zeven gewesten werkten samen in de Staten-Generaal
B
Nederland had een stadhouder van oranje en was dus een koninkrijk
C
Nederland had geen koning en was dus een republiek
D
In de republiek deelden verschillende mensen met elkaar de macht
Slide 36 - Quiz
Welke omschrijving van het begrip ‘absolutisme’ is juist?
A
Een bestuur waarin de bevolking invloed heeft op de regering
B
Een bestuur waarin regenten de macht met elkaar verdelen
C
Een bestuur waarin de koning beslist wat er gebeurt
D
Een bestuur waarin een kleine elite alle macht heeft
Slide 37 - Quiz
Lees de tekst van Hugo de Groot en kruis de 2 juiste antwoorden aan. Hugo de Groot schreef in 1609:
‘Het doel van dit geschrift is aan te tonen dat de Hollanders, dat wil zeggen de bewoners van de Republiek der Verenigde Nederlanden, het recht hebben om te handelen met wie zij willen. Het is een recht van alle staten om naar een ander land te gaan en er handel mee te drijven. Landen die dit recht aantasten, tasten een natuurrecht aan. Want de oceanen zijn alle door God gemaakt en mogen daarom door iedereen in vrijheid worden bevaren.’
A
Hugo de Groot vindt dat alleen de Nederlanders de Oceanen mogen bevaren
B
Hugo de Groot was een vriend van stadhouder Maurits
C
Hugo de Groot zegt dat de Oceanen door alle landen mogen worden bevaren
D
Hugo de Groot zegt dat alle landen recht hebben om met andere landen te handelen
Slide 38 - Quiz
Amsterdam was in de 17e eeuw een stapelmarkt. Welke zin hoort daar NIET bij?
A
De goederen werden in pakhuizen opgestapeld omdat de Nederlanders ze niet wilden verkopen
B
De goederen werden in Amsterdam in pakhuizen opgeslagen
C
Amsterdam werd het economische centrum van Europa
D
Honderden schepen voeren naar alle uithoeken van de wereld en brachten goederen naar Amsterdam
Slide 39 - Quiz
Welke zin past het beste bij het begrip ‘handelskapitalisme’?
A
Uit de landen rond de Oostzee haalden de kooplieden vooral graan
B
Het geld dat kooplieden met de handel verdienden, staken ze in bedrijven
C
Friese boeren bouwden kop-hals-romp boerderijen
D
Hollandse kooplieden handelden in Franse wijn, Engelse wol en graan uit het gebied van de Oostzee
Slide 40 - Quiz
Met welke twee werelddelen zorgde de Nederlandse WIC NIET voor de Driehoekshandel?