Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
snelheid, remmen en botsen/2
Slide 1 - Diapositive
Wat is een grootheid en wat is een eenheid?
Grootheid
Eenheid
lengte
oppervlakte
seconde
kilogram
snelheid
centimeter
uur
tijd
kilometer
gewicht
hectare
Slide 2 - Question de remorquage
Sleep de grootheden en eenheden naar de juiste assen.
Tijd
M/s
Seconden
snelheid
Slide 3 - Question de remorquage
Is snelheid een grootheid of een eenheid?
A
Grootheid
B
Eenheid
Slide 4 - Quiz
Gemiddelde snelheid =
A
totale tijd : afstand
B
totale afstand : tijd
C
totale tijd x afstand
D
totale afstand + tijd
Slide 5 - Quiz
Wat is snelheid?
A
De afstand die je aflegt in een uur
B
De afstand die je aflegt in een bepaalde tijd
C
De tijd die je nodig hebt om een kilometer af te leggen
D
De tijd die je nodig hebt om een meter af te leggen
Slide 6 - Quiz
Sleep de grootheden en eenheden naar de juiste assen.
snelheid
Meter/seconden
Seconden
tijd
Slide 7 - Question de remorquage
Grootheid
Eenheid
Afstand
Snelheid
Afstand
Meter
Seconde
meter per seconde
Slide 8 - Question de remorquage
Wat is een correcte eenheid voor snelheid ?
A
meter per seconde
B
afstand per seconde
C
meter per tijd
Slide 9 - Quiz
Bij een vertraagde beweging neemt de snelheid iedere seconde met dezelfde snelheid toe.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Na de start bereikt de TGV (hoge snelheids trein) in 3 minuten een snelheid van 88,3 m/s.
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s
A
29,4 m/s
B
44,2 m/s
C
264,9 m/s
D
kun je niet zeggen
Slide 11 - Quiz
S
T
V
Snelheid
Afstand
Tijd
Slide 12 - Question de remorquage
Wat is de afkorting of symbool voor snelheid
A
a
B
s
C
t
D
v
Slide 13 - Quiz
Als vuistregel geldt dat de veilige afstand tot je voorligger, gelijk is aan de helft van je snelheid in km/h. Hoe groot is de veilige afstand bij 108 km/h? Geef ook de berekening.
Slide 14 - Question ouverte
Bij een versnelde beweging wordt de snelheid
A
groter
B
kleiner
Slide 15 - Quiz
gemiddelde snelheid = ............ gedeeld door ................
A
afstand, tijd
B
tijd, afstand
Slide 16 - Quiz
Als je snelheid wilt bereken moet je de volgende formule gebruiken:
=
Afstand
Tijd
Snelheid
Slide 17 - Question de remorquage
Reken de snelheid om: 72 km/h = ....... m/s Geef ook de berekening.
Slide 18 - Question ouverte
Wat is de afkorting voor SNELHEID?
A
v
B
s
C
t
Slide 19 - Quiz
snelheid
tijd
afstand
meter / kilometer
m of km
v
m/s, km/h
t
seconde, uur
Slide 20 - Question de remorquage
Wat is de formule van snelheid?
A
v=t/s
B
t=v/s
C
s=v/t
D
v=s/t
Slide 21 - Quiz
Wat kan je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
Wat kun je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
A
de snelheid neemt af
B
de snelheid blijft gelijk
C
de snelheid neemt toe
Slide 22 - Quiz
Koppel grootheden met de juiste eenheid
Gemiddelde snelheid
Afstand
Tijd
M/S
M
S
Slide 23 - Question de remorquage
De formule is:
Snelheid = afstand : tijd
Snelheid
Tijd
Afstand
Slide 24 - Question de remorquage
Versnelling
Stilstand
Vertraging
Constante snelheid
Slide 25 - Question de remorquage
In het (v,t) diagram zie je een fietser die vanuit stilstand vertrekt dan optrekt, remt en met een constante snelheid fietst.
Sleep de letters die bij de grafiek staan naar het juiste vlak.
versnellen
Constante snelheid
vertragen
A
B
C
D
E
F
Slide 26 - Question de remorquage
snelheid
tijd
afstand
meter / kilometer
m of km
v
m/s, km/h
t
seconde, uur
Slide 27 - Question de remorquage
Geef met een berekening de ontbrekende getallen.
begin snelheid
reactie tijd
reactie afstand
remweg
stop afstand
30 m/s
27 m
60 m
Slide 28 - Question ouverte
Bij een grotere remkracht is de remweg langer.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Je remweg is afhankelijk van de snelheid waarmee je rijdt. Als je snelheid groter wordt, dan word je remweg
A
Groter
B
Kleiner
Slide 30 - Quiz
Bereken de ontbrekende gegevens.
begin snelheid
reactie tijd
reactie afstand
remweg
stop afstand
20 m/s
1,0 s
30 m
formules
reactieafstand = snelheid x tijd
stopafstand = reactieafstand + remweg
Slide 31 - Question ouverte
In figuur 8 zie je het diagram van een auto die optrekt, een stukje met constante snelheid rijdt en daarna afremt tot hij stilstaat. Hoe lang duurde het remmen van de auto?
Slide 32 - Question ouverte
De remweg van een auto hangt van drie dingen af. Welke drie dingen zijn dat?
A
de afstand, de remkracht en de eindsnelheid
B
de beginsnelheid, de massa en de eindsnelheid
C
de eindsnelheid, de massa en de afstand
D
de remkracht, de massa en de beginsnelheid
Slide 33 - Quiz
Je hebt de reactieafstand, de remweg en de stopafstand. Welke formule klopt?
A
reactieafstand = remweg + stopafstand
B
remweg = reactieafstand + stopafstand
C
stopafstand = reactieafstand + remweg
D
remweg = reactieafstand-stopafstand
Slide 34 - Quiz
Jaro is moe en zijn reactietijd is daardoor een stuk langer dan normaal. Wat gebeurt er dan met de reactieafstand, de remweg en de stopafstand?
A
De reactieafstand en de remweg worden langer; de stopafstand blijft gelijk.
B
De reactieafstand en de stopafstand worden langer; de remweg blijft gelijk.
C
De remweg en de stopafstand worden langer; de reactieafstand blijft gelijk.
D
De reactieafstand wordt langer; de remweg en de stopafstand blijven gelijk.
Slide 35 - Quiz
Als het sneeuwt, wordt de remweg langer. Hoe komt dat?
A
Omdat de luchtweerstand is afgenomen.
B
Omdat de luchtweerstand is toegenomen.
C
omdat de schuifweerstand is afgenomen.
D
Omdat de schuifweerstand is toegenomen.
Slide 36 - Quiz
Een bestuurder ziet vlak voor zich een kind de weg op rennen. Hij trapt een halve seconde daarna op de rem. Wat kun je zeggen over de reactietijd van deze bestuurder?
A
Hij heeft een normale reactie.
B
Hij heeft een snelle reactie.
C
Hij heeft een langzame reactie.
Slide 37 - Quiz
Hoeveel keer wordt de spierkracht van het meisje vergroot? Geef je berekening en het antwoord.
formule
Krachtvergroting = afstand draaipunt tot krachtpunt : afstand van draaipunt tot lastpunt
Slide 38 - Question ouverte
Marja ziet een verkeerslicht op oranje springen. Zij gaat remmen 0,8 s nadat het licht op oranje springt. Hoe heet de afstand die zij aflegt in die 0,8 s?
A
reactieafstand
B
remweg
C
stopafstand
Slide 39 - Quiz
WAAR
NIET WAAR
De gemiddelde snelheid kun je uitreken met de formule: Gemiddelde snelheid is afgelegde weg gedeeld door tijd
Slide 40 - Question de remorquage
Je ziet hier een snelheid, tijd-diagram van een autorit.
Wat is de gemiddelde snelheid van de gehele beweging?