Spelling H1

HOOFDSTUK 1
Trema, apostrof, accent en cedille
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

HOOFDSTUK 1
Trema, apostrof, accent en cedille

Slide 1 - Diapositive

TREMA

Slide 2 - Diapositive

Een trema komt altijd aan het begin van een...

Slide 3 - Question ouverte

Trema?

tatoeage
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Trema?

financien
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Trema?

financieel
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Trema?

fotoalbum
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Trema?

Welke vorm is onjuist?
A
gevarieerd
B
geïllustreerd
C
gekopieerd
D
gefinanciërd

Slide 8 - Quiz

Wanneer wordt de laatste letter verdubbeld in het meervoud?

Slide 9 - Question ouverte

Kies de juiste vorm:
A
fantasiën
B
fantasieën

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm:
A
bacteriën
B
bacterieën

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm:
A
melodiën
B
melodieën

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm:
A
industriën
B
industrieën

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste vorm:
A
kniën
B
knieën

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vorm:
A
poriën
B
porieën

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm:
A
monniken
B
monnikken

Slide 16 - Quiz

APOSTROF

Slide 17 - Diapositive

Bij welke vormen/op wat voor manieren gebruik je een apostrof? Zet de antwoorden op alfabetische volgorde met een spatie er tussen.

Slide 18 - Question ouverte

Meervoudsvorm van 'baby':

Slide 19 - Question ouverte

Meervoudsvorm van 'café':

Slide 20 - Question ouverte

De fiets van Hans: ... fiets

Slide 21 - Question ouverte

Meervoudsvorm 'cowboy'

Slide 22 - Question ouverte

De president van Italië: ... president

Slide 23 - Question ouverte

De hoed van Beatrix: ... hoed

Slide 24 - Question ouverte

De apostrof komt altijd voor/na de 's' als weglatingsteken?

Slide 25 - Question ouverte

Verkleinwoord van 'kiwi'

Slide 26 - Question ouverte

Verkleinwoord van 'paraplu'

Slide 27 - Question ouverte

Verkleinwoord van 'sms'

Slide 28 - Question ouverte

ACCENTTEKENS

Slide 29 - Diapositive

Een accent aigu wijst naar ...

Slide 30 - Question ouverte

Bij welke klinkers gebruik je een cedille? Zet ze in alfabetische volgorde met een spatie er tussen.

Slide 31 - Question ouverte

Welk accentteken gebruik je om nadruk te leggen op een woord?
A
Accent grave
B
Accent aigu
C
Accent circonflexe
D
Cedille

Slide 32 - Quiz