CB l argumentatieleer deel 2. NUMO, inzage toets

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Welkom H4

Leg je pen, papier, theorieboek en oefenboek op tafel. 

Regels les

- Als ik spreek, is het stil

- Steek je hand op als je iets wil vragen

- We luisteren naar elkaar

- We respecteren elkaars leerproces

! Actieve Werkhouding!

Vandaag:

- Inzage toets

- Argumentatieleer

- Numo

PTO 2:

Argumentatieleer: hoofdstuk 19 t/m 22.

Poëzie: hoofdstuk 4, 5, 8, 9, 10 + poëtische middelen B(beeldspraak) en C (stijlfiguren).

Herhaling: Inhoud en opbouw hoofdstuk 2 t/m 6.

Toets:

- leesvaardigheid, argumentatie en poëzie

- troublespeech

Numo

30 minuten per week

Werkwoorden en leestekens: 3F

Leerdoelen

- Aan het einde van de les heb je de sprongtoets gemaakt voor NUMO

- Je hebt geoefend hoe je argumenten kunt inzetten

- Je weet hoe je de toets hebt gemaakt en waar je aan kunt werken

- Geoefend met je begrijpend lezen

Hoe heb je voor de toets geleerd?
Wat zou je de volgende keer anders willen doen?

Inkijken toets

- Kijk je toets in

- Schrijf op een blaadje alle vragen die je echt niet begrijpt

- Schrijf op waar je het niet mee eens bent en waarom (punt erbij?)

- Doe dit zelfstandig en in STILTE!

Op welke manieren kan je iemand overtuigen?

H. 19 Overtuigen (blz. 102)

Je leert op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat. 

Hoe kan je je ouders overtuigen dat je een dag vrij mag? 

Welke zin(nen) bevat(ten) feitelijke uitspraken? Welke zin(nen) waarderende uitspraken? 

1. De schooldag begint elke dag om 08:30 uur. 

2. In Nederland is de leerplicht van toepassing tot 18 jaar.

3. Nederlands is een heel moeilijk vak. 

4. De kantine van onze school heeft de lekkerste broodjes in de hele stad. 

Test jezelf: schrijf in stilte

Feitelijke uitspraak: je kan controleren of het waar is of onwaar.

Waarderende uitspraak: oordeel van wat goed, slecht, mooi of lelijk is. Kun je niet goed controleren.

Argumenteren: iemand overtuigen met taal

Standpunt: mening/ visie/ opvatting/ stelling/ claim / conclusie.

Argumenten: ondersteunen je standpunt

Argumentatie/ betoog/ redenering: alle argumenten bij elkaar. 

argumenteren

standpunt

betoog

argumenten

iemand overtuigen met taal

mening/opvatting

alle argumenten bij elkaar. 

ondersteunen je standpunt

Signaalwoorden voor het argument

- omdat, want, aangezien, immers

Ik vind blauw een mooie kleur, want het is de kleur van de lucht. 

Te veel tijd op sociale media kan zorgen voor een slaaptekort. Kinderen zouden minder tijd op sociale media moeten doorbrengen. 

Dat de maximum snelheid op de snelweg is verlaagd is goed. Het is beter voor het milieu.

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Snelle e-bikes zijn vaker betrokken bij ongelukken: mij zal je niet op zo'n ding zien.

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden. Dan daalt de criminaliteit.

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Gisteren lukte je het ook al niet, stop er nu maar mee!

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Het gaat straks regenen, ik zou maar een paraplu meenemen.

1. argument - standpunt
2. standpunt - argument

Vergelijk met diegene naast je jullie antwoorden op opdracht 5 en 6 (blz. 94).

Hebben jullie anders geantwoord? Bespreek wat het goede antwoord is. 

standpunt: mening

argument: ondersteunt het standpunt

tegenargument: gaat tegen het standpunt in

weerlegging: laat zien dat een (tegen)argument niet klopt of niet goed is. 

standpunt: Leerlingen zouden minder huiswerk moeten krijgen.

argument: Minder huiswerk geeft leerlingen meer tijd om te ontspannen.

tegenargument: Sommige mensen zeggen dat huiswerk nodig is nodig om stof te herhalen en vaardigheden te oefenen. 

weerlegging: Hoewel herhaling belangrijk is, kan herhalen ook op andere manieren, zoals tijdens schooluren.

erfbelasting (erven + belasting)

erfenis

taks

vermogen

arbeid

sofa

onkies

fiscus

kloof tussen arm en rijk

immers

nabestaanden

1. Schrijf de woorden op die je nog niet kent. 

2. Schrijf de betekenis of de vertaling achter die woorden. 

Overleg alleen fluisterend.

Klaar? Tijd voor een filmpje!

Lees de tekst Erfbelasting is zo gek nog niet (blz. 96).

Gebruik je woordenlijst bij het lezen. 

Maak opdracht 11 t/m 18. 

Eerst vijf minuten in stilte.

Overleg daarna alleen fluisterend met diegenen naast je. 

Maak de sprongtoets in Numo. Zorg dat het niveau 3F is. Je wachtwoord is J plus je leerlingnummer.

Leerdoelen

- Je hebt geoefend hoe je argumenten kunt inzetten

- Je hebt de sprongtoets gemaakt voor NUMO

- Je weet hoe je de toets hebt gemaakt en waar je aan moet werken. 

Wat heb je vandaag geleerd?