Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
H2 §4
Het christendom ontstaat
Welkom!
1MH
Slide 1 - Diapositive
Leerdoel
Je kunt uitleggen hoe het christendom ontstond.
Je kunt beschrijven hoe het christendom zich verspreidde in het Romeinse Rijk.
Je kunt uitleggen hoe de Romeinen omgingen met het christendom.
Slide 2 - Diapositive
Planning
Wat gaan we doen?
- Terugblik en voorkennis
- De geheime kerk
- Joden en Christenen
- Het Christendom
- De Romeinen en het christendom
- Huiswerk
- Afsluiting
Slide 3 - Diapositive
Terugblik
Huiswerk bespreken §2
paragraaf 3, opdracht 3 t/m 10 + 12
Slide 4 - Diapositive
Wat is de juiste volgorde over het bestuur van het Romeinse Rijk?
A
koninkrijk-republiek-keizerrijk
B
republiek-keizerrijk-koninkrijk
C
keizerrijk-koninkrijk-republiek
D
koninkrijk-keizerrijk-republiek
Slide 5 - Quiz
Wie waren er machtiger: De 2 consuls of de senatoren?
A
De consuls
B
De senatoren
Slide 6 - Quiz
Sleepvraag
1
2
3
4
5
Kleine groep rijken
Armen zonder vast werk
Vrouwelijke burgers
Handelaren en ambachtslieden
Tot slaaf gemaakten
Boeren
Slide 7 - Question de remorquage
Welke kenmerken passen bij het Romeinse Rijk?
Het zijn er vijf in totaal.
Romeinse Rijk
democratisch stelsel
elk gebied een eigen cultuur
Germaanse cultuur
een groot sterk leger
twee koningen
geld als ruilmiddel
oligarchie
centrum van bestuur
jager-verzamelaars
centrum van handel
Olympische spelen
koloniën
goede infrastructuur
Carthago als hoofdstad
Slide 8 - Question de remorquage
Bataven zijn ...?
A
Germanen
B
Franken
C
Romeinen
D
Grieken
Slide 9 - Quiz
In gangen onder de grond in Rome kwamen mensen in het geheim bij elkaar om te bidden. Zij volgden de ideeën van Jezus Christus en schilderden zijn afbeelding op de muren in de gangen. Waarom deden ze zo geheimzinnig?
Deze mensen geloofden in één god en zagen Jezus als zijn zoon. De meeste Romeinen begrepen daar niets van.
Slide 10 - Diapositive
Joden en christenen
Alle volken in het Romeinse Rijk geloofden in meerdere goden, dit heet polytheïsme.
In Israël woonde het Joodse volk, zij geloofden maar in een god, dit heet monotheïsme. Dit was erg bijzonder in die tijd. De joden (jodendom) lazen heilige boeken over hoe ze moesten leven. De christenen (christendom) geloven ook maar in een god, Jezus Christus. Zij waren de volgelingen van Jezus.
Slide 11 - Diapositive
Koninkrijk?
De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.
En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 117 na Christus was het Romeinse Rijk op zijn grootst.
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Hun godsdienst noemen we het jodendom.
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.........
Romeinen geloven in meerdere goden. Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.
Slide 12 - Diapositive
Het christendom
Het christendom heeft vijf kenmerken:
Het eerste is dat christenen geloven in één god.
Een tweede is dat de verhalen over Jezus en zijn ideeën in het heilige boek van de christenen staan: de Bijbel.
Een derde kenmerk is dat christenen zich houden aan tien leefregels, bijvoorbeeld niet stelen en niet liegen. Deze regels hebben de christenen overgenomen van de joden.
Een vierde kenmerk is het geloof in eeuwig leven na de dood.
Een vijfde kenmerk is dat christenen samenkomen in een gebouw om te bidden, de kerk.
Slide 13 - Diapositive
De Romeinen en het christendom
In het Romeinse Rijk bekeerden steeds meer mensen zich tot het christendom. De christenen weigerden de Romeinse keizer als god te zien. Daarom werd het christendom verboden en worden de christenen gestraft.
Keizer Nero (regeerde tussen 54 en 68 n. Chr.) liet de christenen aan het kruis slaan, verbranden of voor de leeuwen gooien. Het had weinig effect. Steeds meer Romeinen werden christen.
Keizer Constantijn stond daarom in 313 het christendom toe. Hij liet kerken bouwen en ging zelf als christen leven.
Vanaf de 4e eeuw werden andere godsdiensten zelfs verboden. Het Romeinse Rijk was een christelijk rijk.