§ 4.3 Grammaire I: partir.

Partir - vertrekken.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Partir - vertrekken.

Slide 1 - Diapositive

Doel: je kunt in het Frans zeggen dat je vertrekt.
Doel: je kunt in het Frans zeggen dat je vertrekt. 

Slide 2 - Diapositive

Les:

Uitleg: ww partir.
Nakijken: ex 3 t/m 7.
Zelfstandig werken.
Huiswerk:

- maken ex 8A t/m 8C.
- Maken ex 8D of 8E.
- Leren apprendre 1 t/m 3. 

Slide 3 - Diapositive

Partir:

je pars
tu pars
il/elle/on part

nous partons
vous partez
ils/elles partent


ik vertrek
jij vertrekt
hij/zij/men vertrekt

wij vertrekken
jullie vertrekken/u vertrekt
zij vertrekken

Slide 4 - Diapositive

parti - vertrokken
Il est parti - hij is vertrokken.

Partir heeft être als hulpwerkwoord. Daarover leer je meer in grammaire II.

Slide 5 - Diapositive

Je ........ à l'aéroport.
ik vertrek naar het vliegveld.
A
part
B
parti
C
partir
D
pars

Slide 6 - Quiz

Elle ... en train.
Zij vertrekt met de trein.
A
pars
B
part
C
partons
D
partez

Slide 7 - Quiz

Demain, nous ... en vacances.
Morgen, vertrekken wij op vakantie.
A
partons
B
pars
C
partions
D
parti

Slide 8 - Quiz

Welk hulpwerkwoord heeft partir in de passé composé?
A
avoir
B
être

Slide 9 - Quiz

Exercice 3 - Start

Il fait froid.
Il fait beau.
Il pleut.
Il neige.
Il fait chaud.
Il fait du soleil.
Il fait du vent.


Exercice 4 - Vocabulaire

1 huilen
2 file
3 bord
4 rijden
5 aankomst
6 reis
7 benzinestation
8 tol

Slide 10 - Diapositive

Exercice 5 - Globaal lezen

1 a naar Parijs (dat kun je zien aan o.a. de Eiffeltoren en aan het woord ‘Paris’)
 b met de auto (dat kun je zien aan de borden)
2 tussenkopje: ‘Encore des problèmes’
 tekst op het bord: ‘Déviation’. Je kunt op het bord zien dat dat betekent dat je moet omrijden.
3 een trein

Exercice 6 - De tekst begrijpen

1 a in Clermont-Ferrand
 b 450 km
2 Wij vertrekken
3 C
4 Haar broertje moet naar de wc.
5 omdat hij Parijs niet kent

Slide 11 - Diapositive

6 C
7 a faux
 b vrai
 c vrai
 d vrai
8 [doe-opdracht.] NB: Clermont-Ferrand ligt in midden-Frankrijk (Auvergne-Rhône-Alpes).
9 naar Disneyland Parijs
10 juiste antwoorden:
 De prijs van een treinkaartje naar Disneyland.
 Welke trein je moet nemen van Parijs naar Disneyland.
 Hoe vaak de treinen rijden.


Exercice 7 - Doen!

1 l’entrée du métro
2 le Pont-Neuf
3 Notre-Dame
4 la tour Eiffel
5 la Pyramide du Louvre
6 l’Arc de triomphe
7 les Champs-Élysées
8 le Sacré-Cœur

Slide 12 - Diapositive

Zelfstandig werken
Maken ex 8A t/m 8C
maken 8D of 8F
Leren apprendre 1 t/m 3

Slide 13 - Diapositive