Engels donderdag 24/9
1 / 12
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
It's a quarter past two.
A
Het is kwart voor twee.
B
Het is kwart over twee.
Slide 2 - Quiz
It's half past four.
A
Het is half vijf
B
Het is half vier
Slide 3 - Quiz
It's a quarter to ten.
A
Het is kwart voor tien
B
Het is kwart over tien
Slide 4 - Quiz
It's half past nine.
A
Het is half negen
B
Het is half tien
Slide 5 - Quiz
It's a quarter past twelve.
A
Het is kwart voor twaalf
B
Het is kwart over twaalf
Slide 6 - Quiz
Wat betekent het woord 'pillow'?
A
Slaapzak
B
Pyjama
C
Kussen
D
Tandenborstel
Slide 7 - Quiz
Wat betekent het woord 'When'?
A
Wie
B
Waar
C
Wat
D
Wanneer
Slide 8 - Quiz
Wat is het Engelse woord voor buurman/buurvrouw?
A
Neighbour
B
Cousin
C
Girlfriend
D
Friend
Slide 9 - Quiz
He lives close by.
A
Hij heeft kinderen.
B
Hij is geen familie
C
Hij woont vlakbij
D
Ze is ongeveer van mijn leeftijd
