Formative test chapter 2 Health

Formative test chapter 2



 stepping stones 7th edition
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Formative test chapter 2



 stepping stones 7th edition

Slide 1 - Diapositive

Instructions
Deze oefentoets bestaat uit vier onderdelen:
Deel 1: present perfect
Deel 2: modals
Deel 3: stones
Deel 4: vocabulary


Slide 2 - Diapositive

Deel 1
The present perfect.
Vul de goede vorm in van het werkwoord tussen haakjes.
Let op verschil tussen HAVE en HAS!

Slide 3 - Diapositive

I (to see-never) the movie Hatchi

Slide 4 - Question ouverte

Sara (to be) a teacher for five years now.

Slide 5 - Question ouverte

Catherine and Leopold (to buy-just) a new house

Slide 6 - Question ouverte

He (to lose) his cellphone, so he can't reply to your texts

Slide 7 - Question ouverte

The painters (to paint) our house. Now it looks like new

Slide 8 - Question ouverte

My mom and dad (to be) married since 2010

Slide 9 - Question ouverte

You (to read) that book twice already!

Slide 10 - Question ouverte

I (not-to see) Mary all morning

Slide 11 - Question ouverte

Deel 2 
Maak de volgende vragen over Modals ( hulp werkwoorden)

Slide 12 - Diapositive

Choose the right modal:
I'm off to bed. I .............. get up very early tomorrow.
A
have to
B
should
C
doesn't have to
D
shouldn't

Slide 13 - Quiz

Welke modal gebruik je als je een advies wil geven?
A
have to
B
should
C
must
D
can

Slide 14 - Quiz

Choose the right modal:
Can you speak up? I ______ hear you.
A
must
B
can't
C
shouldn't
D
can

Slide 15 - Quiz

Choose the right modal:
You have a terrible cough; you .........stop smoking.
A
have to
B
don't have to
C
should
D
shouldn't

Slide 16 - Quiz

Choose the right modal:
Grandma, ......... you pass me the sugar, please?
A
Can
B
Must
C
Should
D
Could

Slide 17 - Quiz

Choose the right modal:
__you___ pick up grandma tomorrow?

A
are able to
B
must
C
have to
D
should

Slide 18 - Quiz

Welke modal gebruik je als iets MOET van iemand anders (officiele regel)?
A
have to
B
should
C
must
D
could

Slide 19 - Quiz

Deel 3
Stones

Geef de juiste Engelse stones zin voor elke situatie.

Slide 20 - Diapositive

Hoe vraag je aan iemand hoe het met diegene gaat?

Slide 21 - Question ouverte

Zeg dat je last hebt van een verschrikkelijke hoofdpijn.

Slide 22 - Question ouverte

Vraag aan iemand wat diegene aan het doen was toen het ongeluk gebeurde?

Slide 23 - Question ouverte

Vertel wat je aan het doen was(verzin zelf een activiteit) toen je struikelde over iets

Slide 24 - Question ouverte

Zeg dat je vandaag naar de dokter bent geweest

Slide 25 - Question ouverte

Deel 4
Geef de vertaling van de vocabulary & theme words.

Slide 26 - Diapositive

Welke drie Engelse woorden zijn lichamelijke klachten?
A
bruise - cough - tootache
B
to be ill - to burn - dentist
C
waiting room - plaster - appointment
D
to feel sick - to faint - to treat

Slide 27 - Quiz

Vorm een Engelse zin met deze twee woorden: ankle - bend

Slide 28 - Question ouverte

Vorm een Engelse zin met deze twee woorden: pressure - ice pack

Slide 29 - Question ouverte

Vorm een Engelse zin met dit woord: to quit (werkwoord)

Slide 30 - Question ouverte

Geef de Engelse vertaling van dit woord: proefkonijn

Slide 31 - Question ouverte

ik heb het beste gescoord op vragen van....
deel 1 grammar past simple past continuous
deel 2 modals
deel 3 stones
deel 4 vocab

Slide 32 - Sondage

Van dit hoofdstuk moet ik nog verder oefenen met.....?
vul jouw antwoord hieronder in

Slide 33 - Question ouverte