Homoniemen

Homoniemen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Homoniemen

Slide 1 - Diapositive

Homoniem of niet?
Kussen
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Homoniem of niet?
Water
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Welk woord is geen homoniem?

A
Bang
B
Vliegen
C
Boer
D
Schop

Slide 4 - Quiz

rat - rad
A
synoniem
B
homoniem
C
homofoon

Slide 5 - Quiz

homoniem
A
hetzelfde woord met een andere betekenis
B
een ander woord met dezelfde betekenis

Slide 6 - Quiz

Welk homoniem verbindt de twee afbeeldingen?

Slide 7 - Diapositive


Slide 8 - Question ouverte


Slide 9 - Question ouverte


Slide 10 - Question ouverte

Welk homoniem past in de zin?

De douane neemt bij een controle veel pillen in.

______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt

Slide 11 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?
Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.

_______
A
gebied
B
daad waarover je boos bent

Slide 12 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.

_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken

Slide 13 - Quiz

Welk homoniem verbindt de twee afbeeldingen?

Slide 14 - Diapositive


Slide 15 - Question ouverte


Slide 16 - Question ouverte


Slide 17 - Question ouverte