Werkwoordspelling 1

Werkwoordspelling
Lees de zin goed en vul de juiste werkwoordsvorm in.

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
Lees de zin goed en vul de juiste werkwoordsvorm in.

Slide 1 - Diapositive

- Vroeger ........ (fokken) hij paarden, nu is hij handelaar.

Slide 2 - Question ouverte

- Het doel werd uitstekend door de doelman .............. (verdedigen).

Slide 3 - Question ouverte

- Het ........................ (tellen) geld moet nu opnieuw ...................... (tellen) worden.

Slide 4 - Question ouverte

- Straks ................... (bevrijden) de brandweer de kat uit zijn benarde situatie.

Slide 5 - Question ouverte

- ................... (geloven-tt) hij al die praatjes?

Slide 6 - Question ouverte

- Piet .................. (wedden-vt) om tien gulden, dat Ajax zal winnen.

Slide 7 - Question ouverte

- De moeder van Marit ................. (vinden) het beter dat ze door de week niet uitgaat.

Slide 8 - Question ouverte

- De rechtbank heeft gisteren op aandringen van de advocaat een zaak ............. (uitstellen).

Slide 9 - Question ouverte

- Nederlands behoort tot de ..................... (verplichten) vakken op school.

Slide 10 - Question ouverte

- .............. (schelden tt) je zusje wel eens?

Slide 11 - Question ouverte

- De ................. (verslijten) machine wordt elke dag ................ (bedienen) door de fabrieksarbeider.

Slide 12 - Question ouverte

- Hij belooft dat hij de schuilplaats van zijn vriendje niet ................ (verraden).

Slide 13 - Question ouverte

- Heb je ................... (horen), dat het vannacht voortdurend .................. (onweren)?

Slide 14 - Question ouverte

- Op de EHBO-post hebben ze de man ....................
(beademen).

Slide 15 - Question ouverte

- Chantal wordt door de ................. (vermoeien) leraar niet ................. (motiveren).

Slide 16 - Question ouverte

- Hij zag dat de verkoopster sieraden ..............
(stelen) uit de winkel.

Slide 17 - Question ouverte

- Ik zeg tegen hem dat ik er niet goed van
.............. (worden).

Slide 18 - Question ouverte

- Als er op het strand hout .............. (aanspoelen), maken we een hut.

Slide 19 - Question ouverte

- Als je je voortaan ................. (aanwennen) om je huiswerk direct te maken, kom je nooit in tijdnood.

Slide 20 - Question ouverte

- Mijn vriendin heeft mij een date met haar buurjongen ............... (toezeggen).

Slide 21 - Question ouverte

- ……………. (houden) je mond, zei de leraar Frans.

Slide 22 - Question ouverte