1HV: Parler

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Aujourd'hui, c'est le ...

Entre Amis

Les objectifs du chapitre

• Mensen beschrijven
• Activiteiten beschrijven
• Vertellen over uiterlijk en karakter

Vocabulaire

• uiterlijk
• karakter
• kleuren 
• maanden

Grammaire

• Passé composé (v.t.t.)
• Bijvoeglijk naamwoord
  

Bonjour tout le monde!

Tu as passé un bon weekend? 

- Oui, j'ai passé..

- Non, je n'ai pas passé.. 

Qu'est-ce que tu as fait?

Tu as des frères et des soeurs?

Ta réponse: 

Oui, j'ai............

Non, je suis fils / fille unique.

Wat vind je van jouw broer/zus?

Broer(tje): il est comment?

Zus(je): elle est comment?

Zussen: elles sont comment?

Broers (en zussen): ils sont comment?

Tu as un animal domestique?

Ta réponse: 

Oui, j'ai..

Non , je n'ai pas..

Animal domestique!

un chien

un chat

un lapin

un cochon d'Inde

un poisson (rouge)

un cheval

un oiseau

C'est quand, ton anniversaire?

bijvoorbeeld

Mon anniversaire c'est le huit juin.

Le huit juin c'est mon anniversaire.

Parler: gesprekken voeren

• Bereid jullie gesprek voor (tweetallen A & B).
• Je kunt de zinnen van Chapitre 1, 2 & 3 vinden op page 168/169 (HV) / page 163/164 (VE) in jouw boek.
• Je mag zinnen noteren/steekwoorden opschrijven.

1HV4 - Gesprekken voeren

- Inhoud: is alles besproken?

- Vloeiendheid: loopt het gesprek soepel?

- Interactie: vraag/antwoord

- Uitspraak

1HV5 - Gesprekken voeren

- Inhoud: is alles besproken?

- Vloeiendheid: loopt het gesprek soepel?

- Interactie: vraag/antwoord

- Uitspraak

- Sven & Rufino

- Lauren & Emily

1VE1 - Gesprekken voeren

- Inhoud: is alles besproken?

- Vloeiendheid: loopt het gesprek soepel?

- Interactie: vraag/antwoord

- Uitspraak

- Benjamin & Twan

La conversation

• Dire bonjour
• Les quatre questions de l'exercice 14
• La date: C'était quand? - C'était au mois de ...
• La durée: Pour combien de temps? Pendant une semaine / du .. au ... (mois/maand)
• Dire au revoir

Activités

Les différentes activité 

	jou er au foot
	dans er
	rencontr er mes copains / copines
	jou er à la console

Maak een zin met een passé composé. Je hebt niet alle woorden nodig.

ma

père

a

écouté

un

film

mère

regardé

douze

rouge

rose

gris

violet

blanc

brun

noir

orange

vert

jaune

bleu

Il a les ___1___ noir.

Il a ___2____ marron.

Il porte ___3_____.

Il porte un jean ___4___.

1

2

3

4

les yeux

noirs

des lunettes

les cheveux

bruns

bleu

Parler

Élève A	Élève B
Heb je een leuk weekend gehad?	Ja, ik heb een film gekeken
Te gek ! Wat het leuk?	Ja, het was super / Nee, het was niet leuk
Met wie?	Met mijn broer / mijn ouders / mijn zus....
Wanneer ben je jarig?	Het is op ....

Aujourd'hui, c'est le ...

Objectif: Aan het einde van de les heb je een kort gesprek gevoerd over de vakantie. Schrijfvaardigheid: heb je jouw vakantie beschreven en daarbij de passé composé gebruikt

Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?

- La conversation

- Chapitre 1: Un, deux, splash! - D (grammaire et écrire)

- Schrijfvaardigheid: exercice 18

Les devoirs 2HV

Faire (maken)

Introduction Chapitre 5 (en ligne)