P2_6_start debat

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Debatteren (1)

1-2-3'en

• Opdracht in tweetallen
• Leerling A: 1, leerling B: 2, leerling A: 3, leerling B: 1, etc. 
  
  
• Leerling A: 1, leerling B: *KLAP*, leerling A: 3, leerling B: 1, etc. 
  
  
• Leerling A: 1, leerling B: *KLAP*, leerling A: *KNIP*, leerling B: 1, etc. 

Conclusie

Luisteren naar wat een ander zegt, maakt het makkelijker om te reageren.

Lesdoelen

Aan het einde van de les:

• Weet je wat een debat is
• Weet je welke rollen er zijn in een debat
• Heb je geoefend met een debat

Planning

• Theorie debat
• Oefenen debat
• Aan de slag

Waar denk je aan bij een debat?

Theorie debat (1)

• verschillende vormen van debat: lagerhuisdebat/carrousel-debat/parlementair debat
• je probeert anderen te overtuigen van je mening met behulp van argumenten
• voor- en tegenstanders
• opzetbeurt - verweerbeurt - slotbeurt
• debatteren over een beleidsvoorstel

Beleidsvoorstel

• debatteren over een beleidsvoorstel: een voorstel om een maatschappelijk probleem op te lossen
• de oplossing van het probleem wordt in de stelling aangegeven
  vb: • De veestapel moet met een kwart ingekrompen worden.
  • De overheid moet gokautomaten verbieden.

Beleidsvoorstel

• debatteren over een beleidsvoorstel: een voorstel om een maatschappelijk probleem op te lossen
• de oplossing van het probleem wordt in de stelling aangegeven
  vb: • De veestapel moet met een kwart ingekrompen worden.
  • De overheid moet gokautomaten verbieden.

Lagerhuisdebat oefenen

Afspraken

• We blijven respectvol naar elkaar
• We laten elkaar uitpraten

Lagerhuisdebat

• groep voorstanders en groep tegenstanders
• 5 minuten de tijd om argumenten te verzinnen als groep (maak aantekeningen!)
• Je gaat staan als je de beurt wil
• Je praat pas als je de beurt krijgt van mij

Dierentuinen moeten verboden worden

Er moet een schooluniform worden ingevoerd

Goede argumenten (1)

• Redenen voor of tegen de stelling
• Stel jezelf drie vragen:
  
  

Goede argumenten (2)

Stel jezelf drie vragen:

1. Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
2. Wat zijn de voordelen of nadelen?
3. Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht voor die mensen?

Goede argumenten (3)

MOBIELE TELEFOONS OP SCHOOL MOETEN VERBODEN WORDEN

• Vraag 1: Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
• Vraag 2: Wat is een voordeel van geen mobiele telefoons op school?
• Vraag 3: Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed voor die mensen?

Aan de slag

• Maak de opdracht op het stencil: bedenk drie tegenargumenten bij de stelling. 

• Huiswerk voor volgende week dinsdag: stencil ingezonden brief is af. Brief is geschreven of getypt.