Quiz H1

• economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Economie

Quiz Hoofdstuk 1

Consumentenorganisaties testen producten van verschillende merken.

Wat is een andere taak van consumentenorganisaties?

1. Consumentenorganisaties bepalen hoe lang je garantie krijgt op een product.
2. Consumentenorganisaties geven advies aan winkeliers over de kwaliteit van producten.
3. Consumentenorganisaties geven uitleg over je rechten als consument.
4. Consumentenorganisaties maken wetten met regels over de veiligheid van producten.

Welk begrip past bij de volgende omschrijving:
Het geld waarover je kunt beschikken

1. loon
2. budget
3. consument
4. behoeft

Consumeren is het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien.

1. juist
2. onjuist

Wat is een deugdelijk product?

1. Een product dat snel kapot gaat
2. Een product dat bij gewoon gebruik een redelijke tijd meegaat
3. Een product dat je moet ruilen omdat je niet tevreden bent
4. Een product dat gerepareerd is.

....... zijn tastbare producten, voorwerpen die je aan kunt raken.

1. goederen
2. diensten

Met reclame proberen winkeliers en fabrikanten aandacht te trekken voor hun producten. Ze hopen door die reclame meer te gaan verkopen.

1. Juist
2. Onjuist

Commerciële beïnvloeding:

1. is beïnvloeding door reclame en verkopers op je koopgedrag.
2. is beïnvloeding door familie, vrienden en bekenden op je koopgedrag.

Je vriend is erg tevreden met zijn Iphone. Hij raadt jou ook deze telefoon aan.

1. Dit is sociale beinvloeding.
2. Dit is commerciële beïnvloeding.

Abonnement fitness

1. dagelijkse uitgaven
2. incidentele uitgaven.
3. vaste lasten

Nieuwe auto

1. dagelijkse uitgaven
2. incidentele uitgaven.
3. vaste lasten

Uitgaven voor het huishouden, voor persoonlijke verzorging, cadeautjes en uitgaan.

1. Dagelijkse uitgaven
2. Vaste lasten
3. Incidentele uitgaven

Uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen.

1. Dagelijkse uitgaven
2. Vaste lasten
3. Incidentele uitgaven

Alles wat je echt nodig hebt om te leven

1. basisbehoefte
2. overige behoefte

Jan bakt een cake. Dit is een voorbeeld van zelfvoorziening.

1. Juist
2. Onjuist

Een fiets of een laptop gaan langere tijd mee. Dit noem je..

1. verbruiksgoederen
2. gebruiksgoederen

Tandpasta is een...

1. gebruiksgoed
2. verbruiksgoed

..... zijn niet-tastbare producten. Zo levert een fietsenmaker een dienst als hij jouw kapotte fiets repareert.

1. goederen
2. diensten

Zelf iets maken waarmee je in je eigen behoeften voorziet.

1. consumeren
2. zelfvoorziening

Een bekende consumentenorganisatie is de Consumentenbond.

1. Juist
2. Onjuist

Welk soort inkomen heb je als je bij een baas werkt?

1. loon
2. uitkering
3. zakgeld
4. winst

...... is een overzicht van je verwachte inkomsten en je verwachte uitgaven voor de komende periode.

1. schema
2. begroting
3. agenda
4. plenda

Consumentenorganisaties testen producten van verschillende merken. Zo’n test heet een

1. onderzoek
2. vergelijkend waren onderzoek
3. vergelijking onderzoek
4. kwaliteit test onderzoek

In de Warenwet staat dat een product niet schadelijk mag zijn voor ​ je gezondheid.

1. Juist
2. Onjuist

Een jaar heeft 11 maanden.

1. Juist
2. Onjuist

Een jaar heeft 52 weken.

1. Juist
2. Onjuist

Elke maand bestaat uit vier weken.

1. Juist
2. Onjuist

Een jaar heeft vier kwartalen.

1. Juist
2. Onjuist

Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben, noem je een  ...

1. wens
2. behoefte
3. zelfvoorziening
4. luxe

Als consument heb je recht op een deugdelijk product.

1. Juist
2. Onjuist