17/2: bijwoord en interview uitwerken

Welkom!
Pak alvast je grammaticaboekje 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Pak alvast je grammaticaboekje 

Slide 1 - Diapositive

Deze les: woordsoorten!
Bespreken opdrachten bijvoeglijke bepaling
(Ontdek)opdrachten bijwoord
Invullen schema's leerdoelen
Interview uitwerken

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van de les
... begrijp je wat de functie van een bijwoord is;
... kan je een bijwoord onderscheiden van een bijvoeglijk naamwoord;
... kan je bijwoorden herkennen in een zin.

Slide 3 - Diapositive

'Hij trouwde met een Italiaanse prinses.'

  • Wat is in deze zin de bijvoeglijke bepaling?
  • Is een bijvoeglijke bepaling een zinsdeel?
  • Wat is het verschil tussen een bwb en een bvb?

Slide 4 - Diapositive

Opdrachten bvb bespreken
  • Opdracht 9: vraag 2 en 5
  • Opdracht 10: welke zn's onderstreept?
  • Opdracht 11: vraag 2, 3 en 5
  • Opdracht 12: een paar voorbeelden  

Slide 5 - Diapositive

Aan de slag
  • Ontdekopdracht 3, theorie lezen (!!), ontdekopdracht 4
  • Max. 10 minuten, dan samen bespreken
  • Snap je het goed? Dan mag je door met opdracht 16, 17, 18
  • Klaar? Vul het leerdoelenschema in op blz. 36-37 (over bvb en bwb) en blz. 41-42 (over bijwoord)
  • Helemaal klaar? Interview uitwerken!
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Bijwoord (woordsoort)
  • Geeft wat meer informatie over een ander woord in de zin, of de zin in zijn geheel
  • Bijvoorbeeld: 'Jussuf en Sara zoenen regelmatig stiekem in de fietsenkelder.' 

Slide 7 - Diapositive

Wat doet het dikgedrukte woord in deze zinnen?
  1. Hij leest het spannende boek.
  2. Hij vertelt spannend
  • In zin 1: gaat over het zn > boek
  • In zin 2: gaat over het ww > vertellen

Slide 8 - Diapositive

Dus....
  • Zegt het woord iets over een zelfstandig naamwoord? Dan is het een bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt een woord iets over een ander woordsoort (bijv. ww, ander bw of bn)? Dan is het een bijwoord 

Slide 9 - Diapositive

'Mooi': welk woordsoort?
  1. Hij speelt mooi piano.
  2. Ik heb een mooi groene fiets.
  3. Ik heb een mooie, groene fiets. 
  • 1: bijwoord, 2: bijwoord, 3: bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Diapositive

Komma: bijwoord of bijvoeglijk naamwoord
  1. Dat is een ouderwets gezellig centrum.
  2. Dat is een ouderwets, gezellig centrum.
  • Zin 1: hoe gezellig? Ouderwets gezellig! = bw
  • Zin 2: het centrum is ouderwets én gezellig = bn

Slide 11 - Diapositive

En weer door!
  • Maak opdracht 16, 17 en 18
  • Vul het leerdoelenschema in op blz. 36-37 (over bvb en bwb) en blz. 41-42 (over bijwoord)
  • Klaar? Interview uitwerken!

Slide 12 - Diapositive

Even checken...
Wat is de functie van een bijwoord (als woordsoort)?
Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Diapositive

Vooruitblik
Volgende week: verschillende werkwoorden
Interview uitwerken en presentatie voorbereiden
Planning presentaties

Slide 14 - Diapositive