Kapitel 1 - die Prüfung

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Hoe denk ik over het behaalde cijfer van de eerste proefwerkweek?
Ik ben tevreden.
Ik was blij verrast.
Ik was geschrokken dat ik het niet beter had gemaakt.
Ik was teleurgesteld.
Ik wist dat mijn cijfer zou tegenvallen.

Slide 2 - Sondage

Hoe vertaal je 'grootmoeder' in de zin "Meine (grootmoeder) kommt morgen zu uns."?
A
Oma
B
Großvater
C
Tante
D
Großmutter

Slide 3 - Quiz

Hoe vertaal je 'oom' in de zin "Mein (oom) fährt noch Auto."?
A
Uncle
B
Unkel
C
Oncle
D
Onkel

Slide 4 - Quiz

Hoe vertaal je 'vader' in de zin "Mein (vader) kommt aus England."?
A
Vadder
B
Vatter
C
Vater
D
Vather

Slide 5 - Quiz

Hoe vertaal je 'wie' in de zin
"(Wie) kommt morgen mit ins Kino?"
A
wer
B
wo
C
wann
D
wie

Slide 6 - Quiz

Hoe vertaal je 'lui' in de zin "Anton arbeitet nicht. Er ist (lui)."?
A
rijk
B
lui
C
arm
D
lelijk

Slide 7 - Quiz

Hoe vertaal je 'wanneer' in de zin "(Wanneer) hast du den Termin?"
A
wer
B
wo
C
wann
D
wie

Slide 8 - Quiz

Hoe vertaal je 'waar' in de zin "(Waar) liegt Bremen?"
A
wer
B
wo
C
wann
D
wie

Slide 9 - Quiz

Hoe vertaal je 'hoe' in de zin "(Hoe) alt bist du?"
A
wer
B
wo
C
wann
D
wie

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je 'wat' in de zin
"(Wat) kannst du am besten?"
A
wer
B
wo
C
was
D
wie

Slide 11 - Quiz

Hoeveel woorden krijgen een hoofdletter in de zin: "viele menschen kommen in die hauptstadt deutschlands und wollen das ampelmännchen sehen"
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 12 - Quiz

geweldig
graag
auch
Bundesland
er is/er zijn
toll
gern
ook
es gibt
deelstaat

Slide 13 - Question de remorquage

Vertaal: Hoe heet jij?

Slide 14 - Carte mentale

Hoe vertaal je '7'?

Slide 15 - Question ouverte

Vertaal: "Ik ben dertien jaar oud."

Slide 16 - Question ouverte

Hoe vertaal je "Waar woon jij?"
A
Wie wohnst du?
B
Du wohnst wie?
C
Wo wohnt ihr?
D
Wo wohnst du?

Slide 17 - Quiz

Dit vind ik nog lastig:

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal: "Ja, ik heb een broer en twee zussen."

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal: "Mijn naam is Michael."

Slide 20 - Question ouverte

Wat weet je nog van het persoonlijk voornaamwoord?

Slide 21 - Carte mentale

die Personalpronomen

Slide 22 - Diapositive

die Personalpronomen

Slide 23 - Diapositive

Bonus: Welke 2 Personalpronomen missen nog?
ich
du
er
sie
wir
ihr
sie

Slide 24 - Question de remorquage

Wat weet je nog van het vertalen van zwakke werkwoorden?

Slide 25 - Carte mentale

Slide 26 - Lien

Zo zou het er dan moeten uit zien:


wohnen

ich                 wohn

du                  wohn

er/sie           wohn

es/man

wir                wohn

ihr                 wohn

sie                wohn  

Sie

E
E
ST
T
EN
T
EN

heißen

heiße

heißt

heißt


Slide 27 - Diapositive

ich heiß-
du heiß-
er/sie/es heiß-
wir heiß-
ihr heiß-
sie/Sie heiß-
t
t
t
en
en
e

Slide 28 - Question de remorquage

kaufe
baust
wohnt
sagt
fragen
feiern
er, sie, es
sie / Sie
du
wir
ich
ihr

Slide 29 - Question de remorquage

Welke vorm van het werkwoord hoort bij het persoonlijk voornaamwoord?
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
wohne
wohnen
wohnen
wohnst
wohnt
wohnt

Slide 30 - Question de remorquage

Welke vraagwoorden ken je?

Slide 31 - Question ouverte

.... heißt du?
..... Telefonnummer hast du?
.... bleibst du nicht?
....ist er gekommen?
..... wohnst du?

Wo

Warum

Welche

Wie

Wann

Slide 32 - Question de remorquage

was
wie
wer
wo
woher
wann
warum
welche
wie viel 

Slide 33 - Question de remorquage

de getallen -
die Zahlen

de Duitse getallen schrijf je met een kleine letter

de Duitse getallen schrijf je aan elkaar

Slide 34 - Diapositive

Zahlen

Slide 35 - Diapositive

Hoe vertaal je '1'?

Slide 36 - Question ouverte

Hoe vertaal je '2'?

Slide 37 - Question ouverte

Ik kan nu inschatten waar ik me op moet richten tijdens het voorbereiden op de toets.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage