Fictiebegrippen

Fictiebegrippen
1 / 55
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 55 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Fictiebegrippen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Je kunt het verschil uitleggen tussen hoofdpersonen, bijpersonen en achtergrondfiguren.
Je kunt verschillende genres benoemen en herkennen in verhalen.
Je kunt de rol van plaats in een verhaal beschrijven.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

1. Wat is je favoriete film of
serie?
2. Welk personage vind je daarin het
meest interessant?

Slide 4 - Question ouverte

Hoofdpersonages
  • spelen de belangrijkste rol in het verhaal
  • maken een ontwikkeling door
Hoofdpersonen
Bijpersonen
Achtergrond-figuren
Spelen de belangrijkste rol.
Ondersteunen het verhaal.
Zijn decoratief.
Maken een ontwikkeling door (je leert ze kennen).
Leer je niet kennen, ze zijn vaak een 'type'.

Slide 5 - Diapositive

Hoofdpersoon
Bijpersoon
Achtergrondfiguur
Kris
Hopper
Ana
Pepe 
Pablo
Lonzo

Slide 6 - Question de remorquage

Werk in tweetallen


Noteer de hoofdpersoon, enkele bijpersonen en achtergrondfiguren.
Werk in tweetallen. 
Schrijf de verschillende personages in dit fragment op

Slide 7 - Diapositive

Welke genres ken
je (in boeken
en/of films)?

Slide 8 - Carte mentale

Een genre is een soort verhaal 
Een genre is een 'soort' verhaal.
Bijvoorbeeld sciencefiction of fantasy.

Slide 9 - Diapositive

Wat is jouw favoriete genre (film of boek)?

Slide 10 - Question ouverte

Plaats in fictie
In welke omgeving/plaats spelen de gebeurtenissen zich af?
Bijvoorbeeld: 
  • Horst, België, de Veluwe, de maan
  • een afgelegen kasteel, schoolplein, bos, vakantiepark

Soms kun je de plaats dus heel specifiek benoemen (Winterswijk), soms kun je hem alleen beschrijven (een middelgroot dorp in Nederland).

Slide 11 - Diapositive

Waarom is plaats belangrijk
in een verhaal?

Slide 12 - Carte mentale

  1. Beschrijf de plaats (Odrín) waar het verhaal zich afspeelt zo goed mogelijk.
  2. Welke invloed heeft deze plaats op het verhaal?
timer
2:00

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Tijd, proloog en epiloog
Tijd, proloog en epiloog

Slide 15 - Diapositive

Lesdoelen


  • Je kunt de volgende begrippen uitleggen en herkennen in een tekst:



  • Je kunt de functie van een proloog en een epiloog uitleggen
  • Je kunt vertellen hoe een proloog of een epiloog een verhaal aanvult.
- chronologie
- flashback 
- flashforward
- tijdverdichting
- tijdvertraging
- verteltijd en vertelde tijd

Slide 16 - Diapositive

Welke zaken kunnen je een
idee geven over de tijd
waarin een verhaal zich afspeelt?

Slide 17 - Carte mentale

Denk weer even aan jouw lievelingsserie: in welke tijd speelt deze zich af en hoe weet je dat?

Slide 18 - Question ouverte

Chronologie
De gebeurtenissen in een verhaal worden verteld in de volgorde waarin ze plaatsvinden: het verhaal is chronologisch.

Als een verhaal niet-chronologisch is, wordt de volgorde van de gebeurtenissen onderbroken door vooruit- of terugblikken (flashbacks of flashforwards).


Slide 19 - Diapositive

Flashback
Bij een flashback wordt er teruggekeken naar iets dat eerder is gebeurd. 
Waarom? 
Bekijk deze filmpjes en geef antwoord op de vraag waarom er soms gebruik wordt gemaakt van een flashback.
                                       

Slide 20 - Diapositive

Flashback
Redenen voor een flashback:
  • spanning (in stukjes een mysterie ontrafelen)
  • uitleggen waarom iemand is zoals hij is (oorlogsverleden, vreselijke (ervaring in de) jeugd)
  • uitleggen hoe iets is ontstaan (bijvoorbeeld hoe een vrij land een dictatuur is geworden)

                                       

Slide 21 - Diapositive

Flashforward
Bij een flashback wordt er in de toekomst gekeken. Dit kan alleen bij een alwetende verteller (hierover later meer)!
Waarom? Bekijk beide filmpjes en probeer een verklaring te bedenken waarom er soms gebruik wordt gemaakt van een flashforward.


Slide 22 - Diapositive

Flashforward
Redenen voor een flashforward:

  • spanning: je weet als lezer misschien wel hoe het afloopt, maar hoe komt het toch zover? 




Slide 23 - Diapositive

Zo ontmoette ik Samuel, Juancho, Reduan en Christiano. Die jongens lagen daar maar met hun lange benen gestrekt te luieren in het jongerencentrum. Ik kon toen niet vermoeden dat ik later met deze jongens een aantal dwaze dagen zou beleven.​
========
Die Amado, die niet veel later als eerste zou zien hoe de politie mijn deur kapotsloeg, heeft zeker vijf keer midden in de nacht bij me aangebeld.​

Slide 24 - Diapositive

Op woensdag 28 juli werd Gerson veertien jaar oud. Hoe konden wij weten dat hij daarna nooit meer jarig zou worden? Als we het geweten zouden hebben, hadden we er misschien meer van gemaakt.​
=====​
Zo gingen wij die week in. Met een opdracht. Maar we kregen niet echt de tijd om die opdracht uit te voeren. Opa kreeg geen tijd om streng op te treden tegen Gerson en oma kon hem niet volstoppen met koekjes. Want het aftellen in dagen was tegen die tijd overgegaan in aftellen in uren.​



Slide 25 - Diapositive

Verteltijd en vertelde tijd

Slide 26 - Diapositive

Verteltijd

Het verhaal, uitgedrukt in pagina's, uren lezen of minuten film

Vertelde tijd

De hoeveelheid tijd die verstrijkt in een verhaal.

Slide 27 - Diapositive

Forrest Gump
De film gaat over het leven van Forrest Gump. Hij wordt ruim 70 jaar oud. De film duurt 2 uur.

Verteltijd = 2 uur
Vertelde tijd = 70 jaar

Slide 28 - Diapositive

 Het boek '54 minuten' van Marieke Nijkamp beschrijft een schietpartij op een middelbare school vanaf het moment dat de schutter binnenloopt tot het moment dat hij wordt neergeschoten: exact 54 minuten. Het boek heeft 306 pagina's.
Wat is verteltijd en wat is vertelde tijd? Zet de juiste vakjes bij elkaar.
verteltijd
vertelde tijd
54 minuten
306 pagina's

Slide 29 - Question de remorquage

Tijdvertraging
Als iets dat in werkelijkheid een paar
seconden duurt, in het verhaal een paar
pagina's in beslag neemt, noem je dat tijdsvertraging.
De schrijver neemt dan bijvoorbeeld extra tijd
om de gedachtes/gevoelens van de hoofdpersoon te beschrijven.
In een film heet dit 'slow motion'.

Slide 30 - Diapositive

In '54 minuten' duurt Hoofdstuk 1 van 10.01 uur tot 10.02 uur. 
Je hebt echter véél langer dan 1 minuut nodig om het te lezen!

Slide 31 - Diapositive

Tijdverdichting (tijdversnelling)
Als in een paar zinnen veel tijd wordt overbrugd
of er wordt een sprong in de tijd gemaakt, heet dat
tijdverdichting of tijdsversnelling.
De tussenliggende tijd wordt niet beschreven.

Het wordt gebruikt om grote ontwikkelingen in een verhaal te beschrijven (het opgroeien van een kind), maar ook om saaie, eentonige gebeurtenissen -die niet heel belangrijk zijn voor het verhaal- versneld te beschrijven (autorijden, eten)



Slide 32 - Diapositive

Virus, blz. 23
"Ik hang loeiend en kakelend aan Hoppers mouw en hij houdt mijn pols vast. Zonder de bijlmoordenaar uit het oog te verliezen, lopen we voorzichtig achteruit, half struikelend en steeds verder van hem vandaan. Pas als hij helemaal achter de bomen is verdwenen, laten we elkaar los en rennen zo ongeveer het bos uit.
Een paar minuten later staan we hijgend stil."
Met 1 zinnetje worden enkele minuten overbrugd!

Slide 33 - Diapositive

Proloog
(-> pro = voor)
Een korte tekst die voorafgaat
aan het verhaal. Hierin wordt bijvoorbeeld
een gebeurtenis, de tijd waarin het verhaal zich
afspeelt of het thema uitgelegd. 

Slide 34 - Diapositive

Een proloog helpt je om het verhaal dat je gaat lezen, beter te begrijpen.
In een proloog staat bijvoorbeeld:
- een jeugdherinnering van de hoofdpersoon
- de eindsituatie van het boek
- een beeld van de hoofdpersoon

Slide 35 - Diapositive

Proloog (hoofdstuk 0)  
Uit: 
Lichaam van licht - Jelmer Soes

Slide 36 - Diapositive

Epiloog
Een epiloog is een korte tekst die na het verhaal komt. In deze tekst wordt verteld wat er daarna nog is gebeurd (het verhaal is dus wel al afgelopen!).
Een van de bekendste epilogen!

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Perspectief

Slide 39 - Diapositive

Lesdoelen



  • Je kunt de verschillende vertelperspectieven herkennen en benoemen;
  • Je kunt uitleggen wat het effect is van het
    perspectief op een verhaal 

Slide 40 - Diapositive

Weer even terug naar je
lievelingsfilm of serie:
wie vertelt het verhaal?

Slide 41 - Question ouverte

Perspectief: vanuit wie wordt het verhaal verteld en gezien?
Ik-verteller
(ik-perspectief)
Personale verteller (hij/zij)
(personaal perspectief)
Alwetende verteller
(auctoriaal perspectief)
Wisselend perspectief

Slide 42 - Diapositive

Ik-perspectief 
(ik-verteller)
Er is een ik-figuur die beschrijft wat hij/zij meemaakt of heeft meegemaakt. Je weet alleen wat de ik-figuur je vertelt (je weet dus ook niet wat anderen van de ik-persoon vinden).

Is dit perspectief betrouwbaar?

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Vidéo

Uit: De Hongerspelen 1 - Suzanne Collins

Slide 45 - Diapositive

Uit: De Hongerspelen 1 - Suzanne Collins

Slide 46 - Diapositive

Personaal perspectief
(personale verteller)
Er is een hij- of zij-figuur door wiens ogen je de gebeurtenissen meemaakt. Je weet alleen wat de hij-/zij-figuur voelt en denkt. Het is niet heel duidelijk wie nu eigenlijk het verhaal vertelt.

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Vidéo

Toen Gregor Samsa op een ochtend ontwaakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was veranderd in een reusachtig eng beest. Hij lag op zijn pantserachtig harde rug en wanneer hij zijn kop een beetje optilde, zag hij zijn gewelfde, bruine, uit boogvormige stijve delen samengestelde buik, met daar bovenop de deken, die op het punt stond er helemaal af te glijden en nog net wist te blijven liggen. Voor zijn ogen wiebelden zijn vele, vergeleken met zijn verdere omvang jammerlijk dunne pootjes hulpeloos heen en weer.
‘Wat is er met me gebeurd?’ dacht hij. Het was geen droom.

Slide 49 - Diapositive

Auctoriaal perspectief 
(alwetende verteller)
De alwetende verteller neemt géén deel aan het verhaal.
Hij weet alles, dus ook de gedachtes/gevoelens van de personages én hoe het verhaal eindigt; de verteller weet dus meer dan de personages.

Slide 50 - Diapositive

Slide 51 - Vidéo

Dit is de geschiedenis van de grootste van alle Griekse Helden. Achilles, de felle jongeling. Achilles, de sterke. Achilles de dapperste man die ooit geleefd heeft. Het is ook het verhaal van die verschrikkelijke tijd in de geschiedenis van het oude Griekenland -ongeveer veertienhonderd jaar voor onze jaartelling- toen zovele nobele prinsen zouden vallen gedurende de negen lange jaren van oorlog met Troje.
Stel je de stad voor, uitgestrekt, onneembaar, met zware muren die uitzien op een zwarte, gekwelde zee. De hemel is donder van rook die opstijgt van de brandstapels voor de gevallenen.
In de verte duikt echter een gespierde held op, een held met een zwaard...een zwaard dat in aanvalshouding wordt gehouden.
Belangrijkste: de verteller vertelt over iemand en weet al wat er gaat gebeuren

Slide 52 - Diapositive

Wisselend perspectief
Je maakt het verhaal mee door de ogen van meer dan één personage; je leest dus de gedachtes/gevoelens van meer dan één persoon. 
Soms word je geholpen bij de wisselingen. In de titel van elk hoofdstuk kun je dan bijvoorbeeld de naam lezen van degene bij wie het perspectief ligt.
Hoofdstuk 1 'Lieke'
Hoofdstuk 2 'Lisa'

Slide 53 - Diapositive

Van welk perspectief is
sprake in Virus?
(je mag je boek erbij nemen)
A
ik-perspectief (ik verteller)
B
personaal perspectief (hij/zij-verteller)
C
auctoriaal perspectief (alwetende verteller)
D
wisselend perspectief

Slide 54 - Quiz

Slide 55 - Diapositive