H2 paragraaf 1 & 2

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

De eerste en tweede kamer worden ook wel de .... genoemd.

Wie wilden er meer inspraak in het bestuur en streefden naar vrijheid?

1. Liberalen
2. Conservatieven

Door wie werd de grondwet in 1848 gewijzigd?

1. Koning Willem I
2. Koning Willem II
3. Staten generaal
4. Thorbecke

Een regeringsvorm waarbij de koning zich aan de grondwet moet houden noemen we een .....

Nederland kreeg in de 19e eeuw een .... samenleving

het staatshoofd had veel macht van 1815

1. waar
2. niet waar

wat wilden de socialisten?
(meerdere antwoorden)

1. algemeen kiesrecht
2. kinderarbeid
3. gelijke rechten voor vrouwen
4. sociale wetten

Als je op een kieslijst staat bij een verkeizing en mensen op jou kunnen stemmen zodat jij namens hen in de tweede kamer komt dan is dat:

1. passief kiesrecht
2. actief kiesrecht
3. algemeen kiesrecht
4. geheime verkiezingen

1848

1. Koninkrijk der Nederlanden
2. Grondwet van Thorbecke
3. Industriële Revolutie bereikt NL
4. Algemeen Kiesrecht in NL

Wat is algemeen kiesrecht?

1. Kiesrecht voor rijkeren.
2. Kiesrecht voor mannen.
3. Kiesrecht voor mannen en vrouwen
4. Kiesrecht voor kinderen.

Wat is de juiste volgorde?

1. 1848 kiesrecht, 1887 meer mannen kiesrecht, 1917 algemeen kiesrecht, 1919 vrouwen kiesrecht.
2. 1848 censuskiesrecht, 1887 meer mannen kiesrecht, 1917 algemeen kiesrecht, 1945 vrouwen kiesrecht.
3. 1848 censuskiesrecht, 1887 meer mannen kiesrecht, 1917 algemeen kiesrecht, 1919 vrouwen kiesrecht.
4. 1848 censuskiesrecht, 1887 meer mannen kiesrecht, 1919 vrouwen kiesrecht.

Wanneer was er algemeen kiesrecht in Nederland?

1. 1894
2. 1917
3. 1919
4. 1924

Wat is een Referendum?

1. Een democratie
2. Een stemming hoeveel volken er in een land leven
3. Er wordt gestemd in de Tweede Kamer
4. Een volksstemming over een belangrijk onderwerp

De Tweede Kamer van de provincie noemen we...

1. Gedeputeerde Staten
2. Provinciale Staten
3. Commisaris van de Koning
4. B&W

Wat is een fractie?

1. Regering
2. Middelen
3. Leden
4. Vertegenwoordigers van een partij in het parlement

In het parlement zitten; coalitiepartijen en oppositiepartijen. Wat zijn oppositiepartijen?

1. Partijen die niet in de Eerste Kamer zitten
2. Partijen die niet in de regering zitten
3. Partijen met overwegend linkse standpunten
4. Partijen met overwegend rechtse standpunten

Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof.

1. Feministen
2. Socialisten
3. Confessionelen
4. Liberalen

Wat is een staatssecretaris?

1. Een soort onderminister.
2. Een minister met een eigen team van ambtenaren.
3. Een lid van de Tweede Kamer.
4. De leider van het kabinet.

Wat is een staatssecretaris?

1. Maakt de wetten
2. Helpt de ministers
3. Presenteert de miljoenennota

Welke politieke stromingen steunen gelijke rechten en kansen voor vrouwen.

1. Liberalen
2. Socialisten
3. Confessionelen
4. Feministen