Ontdek de Wereld van Vlakke Figuren!

Ontdek de Wereld van Vlakke Figuren!

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je de namen van de vlakke figuren cirkel, driehoeken, vierhoeken en veelhoeken benoemen.

Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les zullen kunnen doen.

Wat weet je al over vlakke figuren?

Cirkel

Een cirkel is een vlakke figuur waarbij alle punten op gelijke afstand van het middelpunt liggen.

Toon een afbeelding van een cirkel en bespreek de eigenschappen ervan.

Driehoeken

Driehoeken hebben drie zijden. Ze kunnen verschillende vormen hebben, zoals gelijkzijdige, gelijkbenige of ongelijkzijdige driehoeken.

Laat verschillende voorbeelden van driehoeken zien en vraag de leerlingen om de eigenschappen te benoemen.

Vierhoeken

Vierhoeken hebben vier zijden. Voorbeelden van vierhoeken zijn rechthoeken, vierkanten, parallellogrammen en ruiten.

Toon afbeeldingen van verschillende vierhoeken en vraag de leerlingen om de namen ervan te noemen.

Veelhoeken

Veelhoeken hebben meer dan vier zijden. Voorbeelden zijn vijfhoeken, zeshoeken en veelhoeken met nog meer zijden.

Laat afbeeldingen zien van verschillende veelhoeken en bespreek de eigenschappen ervan.

Even lange zijden

Met het juiste teken kun je aangeven welke zijden van een figuur even lang zijn. Meestal wordt hiervoor een dubbele lijn gebruikt.

Laat een figuur zien met even lange zijden en vraag de leerlingen om het juiste teken aan te geven.

Evenwijdige zijden

Met het juiste teken kun je aangeven welke zijden van een figuur evenwijdig zijn. Meestal wordt hiervoor twee verticale streepjes gebruikt.

Toon een figuur met evenwijdige zijden en vraag de leerlingen om het juiste teken aan te geven.

Rechte hoek

Een rechte hoek is een hoek van 90 graden. Je kunt dit aangeven met een vierkantje.

Laat de leerlingen een hoek van 90 graden tekenen en het juiste teken voor een rechte hoek plaatsen.

Symmetrieas

De symmetrieas is een denkbeeldige lijn die een figuur in twee gelijke delen verdeelt. Je kunt dit aangeven met een stippellijn.

Laat een figuur zien en vraag de leerlingen om de symmetrieas te tekenen met een stippellijn.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.