3Havo - Venir présent en passé composé

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

3Havo - Venir présent en passé composé

Wat betekent Venir?

Kijk naar de zinnen op het bord

- Tu viens à mon anniversaire?

- Je viens de Rotterdam.

- Vous venez à dix heures du matin. 

Venir = 

Présent

Tegenwoordige tijd

Tu

Nous

Vous

Sara et Lina

Elle

Je

Le cousin

ils

Vient

Viennent

Viens

Venons

Vient

Viens

Venez

Viennent

Venir - Présent

Je viens - Ik kom

Tu viens - Jij komt

il vient - Hij komt

Elle vient - Zij komt

On vient - Wij komen

Nous venons - Wij komen

Vous venez - Jullie komen/u komt

Ils viennent - zij komen

Elles viennent - zij komen

Passé Composé

De passé composé bestaat uit 2 werkwoorden

1 Hulpwerkwoord être  (il est ... / elle est ... )

2 Voltooid deelwoord- Venu 

Il est venu

Vertaal naar het Nederlands:
Tu es venu.

Wat gebeurt er ook alweer met het voltooid deelwoord als het hulpwerkwoord être is?

il est ...

Elle est ...

On (Mike et Louis) est ...

ils sont ...

Elles sont ...

venus

venu

venus

venues

venue

Vertaal naar het Frans:
Jullie zijn gekomen.
(Jullie = Ayla et Louise)

Faire!

Ex 29b

30a

30b

5 min, après on corrige!