Met figuurlijk taalgebruik bedoelen we dat je iets zegt of schrijft dat je niet letterlijk moet nemen. Figuurlijk taalgebruik kom je tegen bij beeldspraak zoals een vergelijking.
Voorbeeld van figuurlijk taalgebruik:
- Ze kookt van woede. (Ze kookt natuurlijk niet echt. Ze is heel kwaad).
Slide 7 - Diapositive
Letterlijk taalgebruik
Met letterlijk taalgebruik bedoelen we dat wat je zegt zo is. Je doet precies wat er wordt gezegd.
Voorbeeld: Ga de klas uit!
Slide 8 - Diapositive
figuurlijk taalgebruik
vergelijking
metafoor*
De schrijver/spreker vergelijkt iets met een beeld.
beeld + waar het naar verwijst (origineel)
De schrijver/spreker gebruikt een beeld voor wat hij bedoelt.
alleen het beeld
Jouw kamer lijkt wel een zwijnenstal.
Marijn, een echte angsthaas, ging er als eerste vandoor.
Wat een zwijnenstal!
De angsthaas ging er als eerste vandoor.
Slide 9 - Diapositive
Metafoor
• Bij een metafoor wordt het object/werkelijkheid weggelaten: het wordt vervangen door het beeld. Betekenis moet je zelf vaststellen.