Woordenschat H.6

Deze les
Deze les maak je eerst deze LessonUp en daarna de opdrachten van woordenschat hoofdstuk 6. 

Je antwoorden controleer je thuis met behulp van de antwoorden die je vindt in de jaarbijlagen in SOM. 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Deze les
Deze les maak je eerst deze LessonUp en daarna de opdrachten van woordenschat hoofdstuk 6. 

Je antwoorden controleer je thuis met behulp van de antwoorden die je vindt in de jaarbijlagen in SOM. 

Slide 1 - Diapositive

Theorie lezen

Lees de theorie uit de volgende slide.

Maak daarna de quizvragen uit de slides daarna. 

Slide 2 - Diapositive

Woordenschat H.6
Woordenbetekenissen vinden 

Je hebt geleerd dat er een aantal manieren is om de betekenis van een onbekend woord in een tekst te zoeken: 
  • Zoek in de tekst naar een synoniem.
  • Zoek in de tekst naar de betekenis. 
  • Zoek in de tekst naar een voorbeeld. 
  • Zoek in de tekst een tegenstelling. 
  • Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel. Let op voor- en achtervoegsels. 
  • Zoek (een deel van) het woord in het woordenboek. Kies de betekenis die in de tekst past. 

Let op: Woorden hebben soms een figuurlijke betekenis. Vaak kun je die betekenis wel raden, maar je vindt hem soms ook in het woordenboek.

Slide 3 - Diapositive

Kies de beste manier uit de theorie om de betekenis van 'primitieve' te kunnen geven.

Deze zomer gaan we naar een primitieve camping, want dat vinden we leuker dan kamperen op een luxe camping.
A
Zoek een synoniem
B
Zoek een voorbeeld
C
Zoek een tegenstelling
D
Zoek een betekenis

Slide 4 - Quiz

Kies de beste manier uit de theorie om de betekenis van 'faciliteiten' te kunnen geven.

Op onze camping zijn weinig faciliteiten.
A
Zoek een synoniem
B
Zoek in het woordenboek
C
Zoek een tegenstelling
D
Zoek een betekenis

Slide 5 - Quiz

Kies de beste manier uit de theorie om de betekenis van 'survival' te kunnen geven.

Onze vakantie lijkt op een survival. We slapen buiten, maken ons eigen vuur en moeten vissen voor het avondmaal om te overleven.
A
Zoek een synoniem
B
Zoek naar een voorbeeld
C
Zoek een tegenstelling
D
Zoek een betekenis

Slide 6 - Quiz

Kies de beste manier uit de theorie om de betekenis van 'met de kippen op stok' te kunnen geven.

Er is geen elektriciteit en we gaan elke avond met de kippen op stok.
A
Zoek een synoniem
B
Zoek (een deel op) in het woordenboek
C
Zoek een tegenstelling
D
Zoek een betekenis

Slide 7 - Quiz

Kies de beste manier uit de theorie om de betekenis van 'natuurlijke materialen' te kunnen geven.

Sommige kampeerders gebruiken alleen natuurlijke materialen, zoals katoen, kurk, bamboe en leer.
A
Zoek een synoniem
B
Zoek in het woordenboek
C
Zoek een tegenstelling
D
Zoek een voorbeeld

Slide 8 - Quiz

Kies de beste manier uit de theorie om de betekenis van 'exact' te kunnen geven.

We kamperen exact drie weken op de camping, dat is precies de helft van onze vakantie.
A
Zoek een synoniem
B
Zoek in het woordenboek
C
Zoek een tegenstelling
D
Zoek een voorbeeld

Slide 9 - Quiz

Kies de beste manier uit de theorie om de betekenis van 'onmisbaar' te kunnen geven.

Het enige nadeel is dat er geen wifi is, want mijn mobiel is onmisbaar.
A
Zoek een bekend woorddeel
B
Zoek in het woordenboek
C
Zoek een tegenstelling
D
Zoek een voorbeeld

Slide 10 - Quiz

Bepaal welk woord er niet tussen hoort.
A
grappige
B
komische
C
officiële
D
hilarische

Slide 11 - Quiz

Bepaal welk woord er niet tussen hoort.
A
creëren
B
overkomen
C
maken
D
produceren

Slide 12 - Quiz

Bepaal welk woord er niet tussen hoort.
A
echt
B
werkbaar
C
werkelijk
D
reëel

Slide 13 - Quiz

Bepaal welk woord er niet tussen hoort.
A
lenzen
B
objecten
C
dingen
D
voorwerpen

Slide 14 - Quiz

Bepaal welk woord er niet tussen hoort.
A
boeiend
B
belangrijk
C
fascinerend
D
interessant

Slide 15 - Quiz

Bepaal welk woord er niet tussen hoort.
A
imposant
B
indrukwekkend
C
imponerend
D
eigenaardig

Slide 16 - Quiz

Pak je boek erbij
Maak nu opdracht 1 t/m 4 van woordenschat hoofdstuk 6 op blz. 155 en 156 (bij mij) van je boek. 

Zorg dat je de woorden die aan bod komen in deze paragraaf allemaal kunt definiëren. 

Slide 17 - Diapositive

Nakijken
Als je klaar bent met de opdrachten ga je naar de bijlagen van Nederlands in SOM. Daar vind je de antwoorden van de opdrachten. 

Controleer je antwoorden en zorg dat je weet wat je wel en niet goed hebt gedaan. 

Slide 18 - Diapositive