Week 11

English
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

English

Slide 1 - Diapositive

To Do:
Week 11
  • Lesson 1:  Check Listening 2F + Reading 2G + Grammar 2I
  • Lesson 2: Chapter 3 Getting Started + Chapter 3A
  • Lesson 3: Chapter 3B


Slide 2 - Diapositive

Aims
- Je kunt de hulpwerkwoorden gebruiken in een Engelse zin.
- Je kunt dingen en mensen met elkaar vergelijken in het Engels.
- Je kunt de hoofdgedachte van een korte video bepalen.
- Je kent woorden die te maken hebben met showbiz en entertainment.
- Je kunt voegwoorden (linking words) gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Lesson 1

Slide 4 - Diapositive

Check Listenening & Reading
Exercise 44-45- 47-48a/b/c-49-50-51


Maak een ja/nee-vraag en een ontkennende zin van de volgende zinnen:
- David lived in London when he was a teenager.
-David was living in London during the 2012 Olympics.

Slide 5 - Diapositive

2I-Grammar: Modal Verbs
You should exercise to get more energy.
You must get some rest and not worry too much.
You have to take a break and listen to the doctor.

should / must / have to => modal verbs = hulpwerkwoorden.
-veranderen niet van vorm (m.u.v. have to > has to)
- na modal verbs komt het hele werkwoord


Slide 6 - Diapositive

2I-Grammar: Modal Verbs
  • have to / has to:
- verplichting: een actie moet gedaan worden =>  You have to take your medication.
                                                                                                         Do I have to take my medication?
  • should:
-advies: het is verstandig om iets te doen, maar niet verplicht. => You should eat something.
                                                                                                                                          Should I eat something?
  • must:
- sterk advies/spreker vindt dat iets moet;het is niet verplicht. => She must go to the doctor.
                                                                                                                                         Must I go to the doctor?

Slide 7 - Diapositive

2I-Grammar: Modal Verbs
  • should (not)+ hele werkwoord: iets afraden
You shouldn't eat too many crisps.

  • must (not):+ hele werkwoord  => krachtiger dan should.
You mustn't buy that game. It's boring.

  • don't have to / doesn't have to => niet hoeven/geen verplichting.  
She doesn't have to wear a school uniform.
You don't have to go to the supermarket.

Slide 8 - Diapositive

2I-Grammar: Modal Verbs
Which modal verb do you use in the following sentences:

1. You _________ study hard if you want to pass the test.
2. You __________ eat healthy food.
3. You ___________ wear a seat belt.
4. You ___________wash the car, I'll do that.
5. You ____________ eat too much sugar.


must (not) - should (not)- have to (don't have to)

Slide 9 - Diapositive

Grammar Practice
Wat:
Exercise 57: lees de informatie en beantwoord vraag 1 & 2.
Exercise 58:omcirkel de juiste hulpwerkwoorden in de zinnen.
Exercise 59a/b: vul de juiste hulpwerkwoorden in.
Exercise 59c: beantwoord het bericht. Geef advies, gebruik de modal verbs die zijn gegeven.
Hoe: zelfstandig
Hulp: fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw
Uitkomst: we gaan de antwoorden de volgende les nakijken
Klaar: exercise 53 p. 108: bekijk Stone 6 nogmaals en geef advies aan Leena, Hendrick en Rosa. Gebruik zinnen uit Stone 6.


Slide 10 - Diapositive

Recap
Wanneer gebruik je de hulpwerkwoorden (modal verbs) must - have to en should?

Slide 11 - Diapositive

Homework
Finish exercise 57-59 on p.112-114

Slide 12 - Diapositive

Lesson 2

Slide 13 - Diapositive

Previous Lesson
Grammar Modal Verbs: exercise 57-59


Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

SHOWBIZ

Slide 16 - Carte mentale

What do you think of when you see the following word: crowd.

Slide 17 - Question ouverte

What do you think of when you see the following word: cover.

Slide 18 - Question ouverte

What do you think of when you see the following word: venue.

Slide 19 - Question ouverte

What do you think of when you see the following word: busking.

Slide 20 - Question ouverte

2A: Watching
Exercise 6a: Read the strategy.
Exercise 6b: Watch meet and greet and fill in the missing words.

Slide 21 - Diapositive

2A: Watching
Wat:
Exercise 6c: Match the four quotes from 6b with the pictures.
Exercise 6d: Read about Ed Sheeran on p. 131 and mark the three things that are similar (overeenkomsten) to the history of the Belfast Busking Band.
Exercise 7: Make the correct combinations.
Exercise 8: Write the words in the correct place.
Hoe: zelfstandig, fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw.
Uitkomst: we gaan de antwoorden de volgende les nakijken.
Klaar: Getting Started: exercise 1-2-3, p. 128-129

Slide 22 - Diapositive

Homework
Finish: Getting Started: exercise 1-2-3, p. 128-129
               3A Watching: exercise 6- 7-8, p. 130-131


Slide 23 - Diapositive

Lesson 3

Slide 24 - Diapositive

Previous Lesson
  • Chapter 3 Getting Started + Watching: exercise 1-2-3-6-7-8

Slide 25 - Diapositive

3B: Theme Words
  • Theme Words on p. 132 + 134
  • Linking words = > voegwoorden
-verband tussen zinnen benadrukken (informatie toevoegen, tegenstellingen, oorzaak-gevolg) 
-informatie rangschikken (first, second, next, finally etc.)
-begin, midden, eind van een zin



Slide 26 - Diapositive

3B: Theme Words

Exercise 10: lees de teksten en geef aan wie een drukker leven heeft.
Exercise 11: schrijf de betekenis van de woorden op.
Exercise 12: combineer de delen van woorden om 7 Theme Words te maken.
Exercise 13: schrijf de juiste Theme Words op.
Exercise 14: schrijf de betekenis van de voegwoorden op.
Exercise 15: kies de juiste voegwoorden.
Exercise 16: combineer de zinsdelen en voegwoorden om correcte zinnen te maken.
Exercise 17a/b: lees de strategie en de tekst. Omcirkel de juiste voegwoorden.

Slide 27 - Diapositive

Poppies

Slide 28 - Diapositive

In Flanders Fields

Slide 29 - Diapositive

0

Slide 30 - Vidéo

Remembrance Day
  • To remember the past and all the people who have served and sacrificed or have been affected by war
  • To think about today and all the  people who are fighting for our way of life
  • To look forward to the future and hope it will be peaceful

Slide 31 - Diapositive

Homework
Finish exercise 10-11-12-13-14-15-16-17b on p. 132-135

Slide 32 - Diapositive