Gram woordsoorten pers vnw en bezit vnw

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Afronden zww/hww
Start pers. en bez. vnw
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Afronden zww/hww
Start pers. en bez. vnw

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van deze les
- kun je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Je ziet zo per vraag 3 antwoordmogelijkheden. Steek 2, 3 of 4 vingers op bij het (volgens jou) juiste antwoord. 

Slide 3 - Diapositive

Welke woordsoort zie je in hoofdletters?
De JONGENS gaan zwemmen.

a. BN (twee vingers)
b. LW (drie vingers)
c. ZN (vier vingers)

Slide 4 - Diapositive

Welke woordsoort zie je in hoofdletters?
Dat is een GOED idee.

a. BN (twee vingers)
b. LW (drie vingers)
c. ZN (vier vingers)

Slide 5 - Diapositive

De buurman heet Abel.
‘Abel’ is een ...

a. BN (twee vingers) 
b. LW (drie vingers)
c. ZN (vier vingers)

Slide 6 - Diapositive

Een BN zegt iets over een 

a. BN (twee vingers)
b. LW (drie vingers)
c. ZN (vier vingers)

Slide 7 - Diapositive

Het lidwoord in de zin hieronder is...
Het is een goed idee.

a. Het (duim omhoog)
b. een (duim omlaag)

Slide 8 - Diapositive

Bespreken huiswerk
We bespreken de opdrachten klassikaal. 

Slide 9 - Diapositive

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Welke fouten zie je in deze zinnen?

  1. Heb je me nieuwe fiets al gezien?
  2. Hun komen altijd te laat.

Slide 10 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord duidt een persoon of ding aan: ik, ze, jij , jou, hij, zij, het enz.

Bezittelijke voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 
Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: mijn, uw, jouw, zijn, haar enz.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Probleemgevallen
je, haar, ons, jullie en hun
WANT
ze kunnen zowel pers vnw en bezit vnw zijn

Tip: vervang het woord door je eigen voornaam om de woordsoort te bepalen!

Slide 13 - Diapositive

Check
Wat is het onderstreepte woord ook alweer?
Kies uit: persoonlijk voornaamwoord (staan) of bezittelijk voornaamwoord (zitten) 

  • Volgens mij wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje graag kopen. 





Slide 14 - Diapositive

Opdracht 
Beschrijf hoe jouw kamer eruit ziet en wat voor spullen erin liggen. 
Benoem minstens vijf dingen die er in je kamer te vinden zijn. 
Maak hierbij gebruik van bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden.

Schrijf het op. Je hebt hier 3 minuten voor. 
timer
3:00

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag
Lees de theorie op bladzijde 218 nog eens goed door.

Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 219.

Slide 16 - Diapositive