5e cours (A)

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

le mardi, 19 sept

Planning du jour

Français en classe

Introduction chap 1 + Les vacances idéales

Herhalingsstof klas 1

Au travail

Agenda

2mh1

woensdag 11 oktober proefwerk chap1

• vocabulaire A, B, E, F   
  
• phrases C, G               
  
• grammaire D, H   
• avoir + être   
  

vrijdag 20 oktober vaardigheidstoets 1

Agenda

2mh3

woensdag 11 oktober proefwerk chap1

• vocabulaire A, B, E, F   
  
• phrases C, G               
  
• grammaire D, H   
• avoir + être   
  

woensdag 18 oktober vaardigheidstoets 1

Herhalingsstof klas 1

• Geen boek
• Naam noteren + klas
  

• Zelf nakijken
• Inleveren

Français en classe

1. Comment tu t'appelles ?

2. Tu habites où ?

3. Tu as un frère ou une soeur ?

4. Comment il/elle s'appelle?

5. Tu as passé un bon weekend?

- Oui, j'ai joué au foot (gevoetbald)

- Oui, j'ai mangé la pizza.

Introduction chap1

page: vingt

1. Op welke twee manieren begroeten Nederlanders elkaar volgens Luca?

2. Op welke twee manieren begroeten Fransen elkaar?

3. Wie wordt niet met 'la bise' begroet?

4. Hoeveel 'bise' geven mensen elkaar? Waar hangt dat vanaf?

Introduction chap1

1. Door hallo te zeggen of een box te geven.

2. Door een 'kus' op de wangen of een hand.

3. De docent

4. Kan lopen tussen de 2-5, dit hangt af van de regio waarin je woont.

Les vacances idéales

Hoe ziet jouw ideale vakantie eruit?

1. Land / bestemming

2. Activiteiten

3. Het weer

4. Vervoer

Les vacances idéales

Hoe ziet jouw ideale vakantie eruit?

1. Land / bestemming

2. Activiteiten

3. Het weer

4. Vervoer

Les vacances idéales

page: vingt-deux

       Samen lezen/luisteren

         + 5a

Les vacances idéales

page: vingt-deux

5b

      

Les vacances idéales

5B

• Wanneer vindt het gesprek plaats?
• Als de school weer is begonnen. (la rentrée)
  
• Wat heeft Nino gedaan?
  
• Hij is thuisgebleven (je suis resté à la maison)
  
• Waar is Mia geweest?
  
• In Engeland
• Waarom had Mia geluk op vakantie?
  
• Het was erg mooi weer (j'ai nagé tous les jours)
  
• Waarom was het voor Mia een ideale vakantie?
• Ze heeft elke dag gezwommen.
  

Au travail

5c Lees opnieuw het dialoog en beantwoord in het Nederlands

6a Lees de zinnen, maak de zinnen compleet door het juiste land te kiezen

6b Schrijf de juiste zinnen onder het plaatje, deze kun je vinden in je vocabulaire lijst

7a Zet de zinnen in de goede volgorde

6a

6b

7a

1. Tu as été où ?

2. J'ai été en Angleterre.

3. Il a fait beau ?

4. Oui, il a fait 25 degrés.