Brug Spelling 2ha_deel2 vervolg (donderdag 7 sept)

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

DE BRUG: WERKWOORDSPELLING

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

DEZE LES
  • De Brug afmaken.
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd.
  • Persoonsorm verleden tijd.
  • Sterke en zwakke werkwoorden.
  • De spellingsregels van bijvoeglijke naamwoorden.
  • Werkwoordstijden.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Je kunt de persoonsvorm in tt en vt spellen.
  • Je kent de spellingsregels van het voltooid deelwoord.
  • Je kunt drie verschillende werkwoordstijden opnoemen.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tegenwoordige tijd, verleden tijd
Voltooid deelwoord en werkwoordstijden

Slide 5 - Diapositive

uitlegvideo
1. Kijk goed in welke tijd de zin staat.
2. Kijk wie of wat het werkwoord uitvoert.
3. Bepaal het aantal van de uitvoerende(n).
4. Pas de daarbij horende spellingsregel toe.
5. Bij twijfel in de t.t. -> Check je antwoord met de loop-regel.
Stappenplan werkwoordspelling

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Mijn buurman ... (verwaarlozen) zijn huisdieren. (t.t.)
A
verwaarloosde
B
verwaarloost
C
verwaarloosden
D
verwaarloosd

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Hij ... (geloven) dat jij hem leugens ... (vertellen) (t.t.)
A
geloofde, vertelt
B
gelooft, verteld
C
gelooft, vertelt
D
geloofd, verteld

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Mijn neefje van dertien jaar oud ... (gamen) per dag toch al snel twee uur. (t.t.)
A
gamed
B
gamedt
C
gamet
D
gamen

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Hij ... (verleenen) de scooter geen voorrang. (v.t.)
A
verleent
B
verleende
C
verleente
D
verleend

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5. ... (beantwoorden) jij die e-mail nog een keer? (t.t.)
A
Beantwoorden
B
Beantwoordt
C
Beantwoord
D
beantwoord

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Het vd van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en: gekeken, gestolen
  • Het vd van zwakke werkwoorden eindigt vaak op een -d of een -t: gekust, geloosd.
  • Kun je niet horen of je een -d of een -t schrijft?
    Bepaal met 't kofschip welke je moet gebruiken.  
Voltooid deelwoord

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

OTT Onvoltooid tegenwoordige tijd.
Het gebeurt nu of het moet nog gebeuren.
Mijn broer komt op bezoek. 

VTT Voltooid tegenwoordige tijd.
Het gaat dan vaak om iets wat recent heeft plaatsgevonden, maar het kan ook naar een wat verder verleden verwijzen. 
Mijn broer is op bezoek geweest.
Werkwoordstijden
opdracht 5

Slide 13 - Diapositive

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-vervoeging-van-zwakke-en-sterke-werkwoorden-in-de-tegenwoordige-tijd-en-verleden-tijd/
OVT Onvoltooid verleden tijd.
Een handeling of toestand wordt uitgedrukt. Meestal gaat het hierbij om handelingen of toestanden die in het verleden liggen. 
Mijn broer komt op bezoek. 

VVT Voltooid verleden tijd.
Iets is in het verleden gebeurd en dit is ook afgerond.
Had je zusje die boeken al gelezen?
Werkwoordstijden
opdracht 5

Slide 14 - Diapositive

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-vervoeging-van-zwakke-en-sterke-werkwoorden-in-de-tegenwoordige-tijd-en-verleden-tijd/
1. vtt (heeft gewerkt)
2. ovt (moest opleveren)
3. vvt (had gelezen)
4. vtt (hebben gespeeld)
5. vtt (is uitgegleden)
6. ott (gaan eten)

Nakijken
opdracht 5

Slide 15 - Diapositive

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-vervoeging-van-zwakke-en-sterke-werkwoorden-in-de-tegenwoordige-tijd-en-verleden-tijd/
  • Je kunt de persoonsvorm in tt en vt spellen.
  • Je kent de spellingsregels van het voltooid deelwoord.
  • Je kunt drie verschillende werkwoordstijden opnoemen.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions