2h - blok 3 - spelling

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Bij woorden die eindigen op een onbeklemtoonde -el, -es, et, -ik of -it verdubbel je de laatste medeklinker niet.
  • luiwammes --> luiwammesen
  • havik --> haviken
  • kievit --> kieviten
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Bij woorden die eindigen op een onbeklemtoonde -el, -es, et, -ik of -it verdubbel je de laatste medeklinker niet.
  • luiwammes --> luiwammesen
  • havik --> haviken
  • kievit --> kieviten

Slide 1 - Diapositive

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Woorden die uit het Latijn komen, hebben soms nog hun Latijnse meervoudsuitgang.
  • museum --> musea (of museums)
  • datum --> data (of datums)
  • musicus --> musici
  • medicus --> medici

Slide 2 - Diapositive

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema.

  • zee --> zeeën / idee --> ideeën
  • porie --> poriën / mysterie --> mysteriën
  • braderie --> braderieën / industrie --> industrieën

Woorden die eindigen op -ie:
- ligt de klemtoon op de laatste lettergreep? Dan doe je + ën
- ligt de klemtoon niet op de laatste lettergreep? Dan zet je een trema op de laatste e van het woord.

Bacterie --> bacteriën
fantasie --> fantasieën

Slide 3 - Diapositive

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Bij woorden die eindigen op een -s of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een -z of -v:

  • laars --> laarzen / roos --> rozen / doos --> dozen
  • brief --> brieven / dief --> dieven / duif --> duiven
  • kaars --> kaarsen   /   fotograaf --> fotografen


Slide 4 - Diapositive

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of meervoud

  • wiskunde
  • hersenen
  • melk
  • heelal

Slide 5 - Diapositive

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Sommige woorden die eindigen op een -e hebben twee meervoudsvormen:

  • Groente --> groenten/groentes
  • belofte --> beloften/beloftes
  • gedachte --> gedachten/gedachtes

Slide 6 - Diapositive

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Sommige woorden die eindigen op -man kunnen als meervoud ook -lieden of -lui hebben.

  • timmerman --> timmermannen/timmerlieden/timmerlui
  • zakenman --> zakenmannen/zakenlieden/zakenlui

Slide 7 - Diapositive

Meervoud van zelfstandig naamwoorden
Bij woorden die eindigen op op een -a, -u, -o, -i en -y schrijf je een apostrof +s ('s) als je het woord anders verkeer uitspreekt.
  • pizza --> pizza's / ara --> ara's
  • accu --> accu's / paraplu --> paraplu's
  • radio --> radio's / auto --> auto's 
  • ski --> ski's / mini --> mini's
  • baby --> baby's / buggy --> buggy's
Bij Y moet je kijken naar de letter die voor de Y staat:
Is dat een medeklinker? --> dan schrijf je apostrof + s
- baby --> baby's
Is dat een klinker? dan schrijf je alleen een s
- display --> displays / jersey --> jerseys

Slide 8 - Diapositive

orchidee
A
orchideeën
B
orchideën
C
orchideëen

Slide 9 - Quiz

knie
A
kniën
B
knieën

Slide 10 - Quiz

kolonie
A
koloniën
B
kolonieën

Slide 11 - Quiz

idee
A
ideën
B
ideeën
C
ideëen

Slide 12 - Quiz

Meervouds -n bij verwijzingen

Slide 13 - Diapositive

Waarom ze in het ziekenhuis liggen? Alle/allen is iets overkomen.
A
alle
B
allen

Slide 14 - Quiz

Mijn liefdesbrieven zijn alle/allen verloren gegaan.
A
alle
B
allen

Slide 15 - Quiz

Kort samengevat
Geen -n
  • Bij dieren of dingen
  • bijvoeglijk gebruikt bij personen
Wel -n
  • bij personen én zelfstandig gebruikt

Slide 16 - Diapositive

Je schrijf geen -n
Als verwezen wordt naar personen die in dezelfde zin worden genoemd.
  • Beide leerlingen komen uit Hengevelde.
  • Sommige leerlingen waren lopend de fiets, maar de meeste kwamen met de fiets.


Slide 17 - Diapositive

Hij heeft alle/allen cola opgedronken.
A
alle
B
allen

Slide 18 - Quiz

Je schrijf geen -n
Als  het woord betrekking heeft op dieren of dingen.
  • De meeste hebben een glanzende vacht.
  • Die fietsen zijn te koop, maar de meeste hebben een lekke band.

Slide 19 - Diapositive

Ze hadden beide/beiden last van muggen.
A
beide
B
beiden

Slide 20 - Quiz

Je schrijf wel een -n
Als er verwezen wordt naar personen (die niet in dezelfde zin genoemd worden).
  • Ik heb twee beste vrienden. Beiden betekenen veel voor me.
  • Sommigen hadden de laatste trein gemist.

Slide 21 - Diapositive

Kort samengevat
Geen -n
  • Bij dieren of dingen
  • bijvoeglijk gebruikt bij personen
Wel -n
  • bij personen én zelfstandig gebruikt

Slide 22 - Diapositive

Slechts weinige/weinigen hebben de oorlog nog meegemaakt.
A
weinige
B
weinigen

Slide 23 - Quiz

In de uitverkoop waren maar enkele/enkelen niet verkocht.
A
enkele
B
enkelen

Slide 24 - Quiz

Sommige apparaten stonden er nog, maar vele/velen waren weggegooid.
A
vele
B
velen

Slide 25 - Quiz

meervouds -n bij verwijzingen

Slide 26 - Diapositive

Er komen andere/anderen naast ons wonen.
A
andere
B
anderen

Slide 27 - Quiz

Er komen andere/anderen mensen bij ons wonen.
A
andere
B
anderen

Slide 28 - Quiz

Hij had dertig fouten. Vele/Velen waren ontstaan door slordigheid.
A
Vele
B
Velen

Slide 29 - Quiz

Je moet beide/beiden handen aan het stuur houden.
A
beide
B
beiden

Slide 30 - Quiz