7.1 Wat voeren we uit?

7. Nederland handelsland
7.1 Wat voeren we uit?
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

7. Nederland handelsland
7.1 Wat voeren we uit?

Slide 1 - Diapositive

7.1 Wat voeren we uit?
  • Ik kan voorbeelden classificeren als import of export.
  • Ik kan met een concreet voorbeeld uitleggen wat wederuitvoer is. 
  • Ik kan aan de hand van de import en exportquote van een land bepalen of het een open of gesloten economie heeft.
  • Ik kan uitleggen welk effect een wisselkoersverandering op internationale handel heeft.


Slide 2 - Diapositive

0

Slide 3 - Vidéo

Als twee of meer landen met elkaar handelen noem je dat:
A
importeren
B
exporteren
C
internationale handel
D
buitenlandse zaken

Slide 4 - Quiz

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 5 - Quiz

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 6 - Quiz

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 7 - Quiz

Internationale handel
Het kopen van of verkopen aan bedrijven in het buitenland. 
Internationale handel bestaat dus uit:
  • invoer (import) van goederen en diensten
  • uitvoer (export) van goederen en diensten

Slide 8 - Diapositive

Import



Import: er gaat geld naar het buitenland      
  • We voeren bananen in
  • Ed Sheeran geeft een concert in de Ziggo Dome
  • Een schoolreis naar Frankrijk

Slide 9 - Diapositive

Export
Export: Het buitenland betaald ons geld
  • Een Nederlands baggerbedrijf baggert in Dubai
  • Ed Sheeran drinkt Jenevertjes en fiets door Oost
  • We verkopen Beemsterkaas aan Duitsland

Slide 10 - Diapositive

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland.
Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 11 - Quiz

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 12 - Quiz

Open economie
Nederland heeft een open economie

Of Nederland naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote.

Slide 13 - Diapositive

Importquote
het percentage van het nationaal inkomen (= wat totaal in een land wordt verdiend) dat wordt uitgegeven aan import
Exportquote
het percentage van het nationaal inkomen (= wat totaal in een land wordt verdiend) dat wordt verdiend met export

Slide 14 - Diapositive

Samenvattend
Open economie                                Gesloten economie
Een land dat relatief veel              Een land dat relatief weinig 
handelt met het buitenland        handelt met het buitenland

Hoe hoger de exportquote =>  hoe opener de economie        

Hoe hoger de importquote => hoe opener de economie     

Slide 15 - Diapositive

Betalingsbalans
De betalingsbalans (of goederenbalans) geeft een overzicht van de exportwaarde en de importwaarde van goederen
Het verschil tussen de export- en importwaarde noem je het saldo van de betalingsbalans.

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel % bestaat uit wederuitvoer?

(wat/ waarvan) x 100%


Wederuitvoer is € 193,5 miljard 
Totaal uitvoer goederen is € 431,4 miljard

193,5 / 431,4 x 100 = 44,9%

Slide 17 - Diapositive

Invloed van wisselkoersen
De wisselkoersen van vreemde valuta hebben invloed op de internationale handel. Vooral de dollarkoers is belangrijk. Veel goederen worden in Amerikaanse dollars afgerekend.

Slide 18 - Diapositive

Zelf aan de slag!

Maak zelfstandig opgaven 1 tot en met 11 plus samenvatting
Kom je er niet uit? Overleg rustig met degene naast je.
Kom je er dan nog niet uit, steek je vinger op!
Klaar? Kijk dan je antwoorden na!!

Slide 19 - Diapositive

Als de wisselkoers van de euro stijgt, dan ...
(twee antwoorden zijn goed)
A
wordt de euro duurder voor het buitenland.
B
dan wordt de euro goedkoper voor het buitenland.
C
is de euro meer waard in het buitenland.
D
is de euro minder waard in het buitenland.

Slide 20 - Quiz

Werderuitvoer is 194,5 miljard

Totaal uitvoer goederen is 431,4 miljard

Bereken de wederuitvoer.
A
45,1%
B
45,10%
C
45,2%
D
45,20%

Slide 21 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 22 - Quiz

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de handelsbalans
B
een tekort op de handelsbalans
C
een evenwicht op de handelsbalans

Slide 23 - Quiz

Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie

Slide 24 - Quiz

De betalingsbalans geeft de waarde weer van de:
A
geïmporteerde en geëxporteerde goederen
B
geïmporteerde en geëxporteerde diensten
C
alle betalingen en ontvangsten uit het buitenland

Slide 25 - Quiz

Begrippen
  • Internationale handel
  • Import (quote)
  • export (quote)
  • open en gesloten economie
  • handelsbalans

Slide 26 - Diapositive

Gesloten economie
Noord-Korea heeft een gesloten economie

Of Noord-Korea naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote.

Slide 27 - Diapositive